Hoofdstuk 3

79 10 0
                                    

POV Silferina
Will en ik lopen door de tuinen. "Je wilde wat met me bespreken." merk ik op. Will knikt. "Dat wilde ik inderdaad." Hij schraapt zijn keel. "Het gaat over je tijd na de opleiding." Ik spits mijn oren en kijk Will nieuwsgierig aan. "Je ouders hebben namelijk graag dat je hierheen komt na je opleiding. Je bent ten slotte wel prinses, en ze hebben je dertien jaar lang moeten missen." Will fronst zijn wenkbrauwen. "Grapje, veertien jaar." Ik kijk naar mijn voeten. Natuurlijk begrijp ik mijn ouders, ik snap dat ik een functie hier heb - prinses zijn - en hoe graag ze willen dat ik hierheen kom, maar ik wil graag grijze jager zijn. Kan dat niet? Ik bijt op mijn lip. "Dus dat betekent dat ik geen functie in Araluen kan krijgen." Will zucht diep. "Ik haat het om te zeggen, maar ja. Je ouders gaan voor, hoe stom dat misschien ook is. Ik weet zeker dat Gilan het met me eens is." Hij legt een hand op mijn schouder. "Maar dat betekent niet dat je geen grijze jager kan zijn, want dat ben je gewoon." Ik kijk in Wills ogen naar mijn eigen reflectie. "Hoe kan ik dat zijn zonder het zilveren eikenblad?" vraag ik zacht. Will tikt op mijn bronzen eikenblad. "Je bent een officiële leerling, maar dat niet alleen." Hij grijnst. "Een grijze jager is niet alleen een functie, maar ook een persoon. Jij bent misschien wel een wat ver-Emaraniseerde versie van een grijze jager, maar je kan zien dat je niet zomaar iemand bent." Ver-Emaraniseerde. Normaal had ik gelachen omdat het zo leuk klinkt, maar nu was ik iets teveel in gedachten om dat te doen. Ik moet mijn ouders op een compromis zien te krijgen, zodat ik en grijze jager en prinses kan zijn. Zo krijgen we allebei onze zin, maar hoe? Will en ik lopen weer verder. "Ik wilde je het maar vast zeggen, want je vader wilde het er ook nog met je over hebben." zegt hij na een tijdje. Ik kreun inwendig. Nog meer? Ik knik kort. "Goed. Bedankt." Will wilde nog wat zeggen, maar hield uiteindelijk toch zijn mond. "Ik ga even kijken waar Tony is." zeg ik, waarna ik me omdraai en in de richting van het paleis loop. Ik weet niet wat Will deed, maar hij ging niet achter me aan. Niet dat ik daar behoefte aan had. Ik wil denk ik liever even alleen zijn, zodat ik kan nadenken over de situatie. Er moet een andere manier zijn, een manier om en mijn ouders, en mij mijn zij te geven. Maar wat?

POV Tony
Als ik in de kerkers aankom krijg ik te horen dat Silferina en Will naar de tuin gegaan waren. Na de soldaten even bedankt te hebben loop ik naar de tuinen. Een ding weet ik ondertussen wel: de tuinen zijn echt groot. Als ik ze daar moet vinden kan dat nog wel even duren, dus wachtte ik maar bij de ingang naar het paleis. Na een tijdje wachten zie ik Will naar het paleis lopen. Ik ren naar hem toe. "Waar is Sil?" vraag ik. Will kijkt me verbaasd aan. "Die zei dat ze naar jou op zoek ging." Will fronst zijn wenkbrauwen. "Vreemd." "Heb je het haar al verteld?" Niet dat ik er graag aan herinnerd wil worden, maar ik weet dat ik haar wil troosten als ze het even nodig heeft. "Ja, en ze was er een beetje stil van." Wills gefronste wenkbrauwen verdwenen. "Misschien wil ze even nadenken." "Kan." zeg ik. "Toch ga ik even kijken." De herinneringen aan onze eerdere avonturen met de bende van de Opaal en de moord van Robin liggen daar nog iets te vers voor in mijn geheugen, om gewoon te denken dat ze alleen wil zijn. Wie weet, beter het zekere voor het onzekere nemen. "Dan kunnen we beter even opsplitsen, ik neem links en jij neemt rechts." Will wijst naar de twee kanten van de tuin. "Als ze niks mankeert, gewoon niks doen." Ik knik en we gaan uit elkaar. Misschien zijn we iets te voorzichtig, maar je kan de situatie beter overschatten dan onderschatten. Straks is er wel iets met haar gebeurd en waren wij er niet om haar te helpen.

POV Silferina
Boos schop ik tegen een steentje aan. Ik weet niet waarom, maar de beslissing van mijn ouders dat ik als ik mijn opleiding voltooid heb ik weer naar Emara toe moet en al mijn vrienden achter moet laten maakt me kwaad. Waarom mag ik het niet zelf beslissen? Dan bedenk ik me iets. Zal Goldur hetzelfde moeten? Besluiteloos blijf ik staan. Als hij dat ook moet kan ik hem vragen wat hij gaat doen en kunnen we elkaar helpen. Goldur moet Jenny dan namelijk achterlaten. Ik wil opgewonden doorlopen, maar bedenk me dan weer iets. Ik moet Tony achterlaten als ik hierheen moet, want hij krijgt een leen waar hij op moet passen en heeft dan zijn plicht in Araluen liggen. Dat besef dringt tot diep in mijn hart door en laat het een beetje scheuren. Nee, ik heb veel te veel meegemaakt met hem om nu van hem te scheiden. We zijn meer dan een stel, veel meer. Met een brok in mijn keel loop ik langzaam naar het paleis toe. Ik moet dus echt met een goede redenatie komen om bij hem te blijven. De struiken naast me ritselen. Ik doe alsof ik niets doorheb, maar spits mijn oren en kijk vanuit mijn ooghoek naar de desbetreffende struik. Word ik beslopen? Meteen wilde ik mezelf voor het hoofd slaan. Misschien liggen de gebeurtenissen van deze week en al helemaal vandaag nog iets te vers in mijn geheugen. Anders begin ik paranoïde te worden. Wie zou me nou besluipen? Het was vast een of ander beest. Toch wil de gedachte dat ik beslopen wordt me niet loslaten. Vanuit mijn ooghoeken houd ik de omgeving strak in de gaten en ik spits mijn oren. Ook schuif ik mijn Saksische mes iets uit zijn schede, klaar om hem te gebruiken. Er was alleen niks meer te horen of zien. Oké, wie me ook besloop - als ik al beslopen werd - hij of zij is goed. Misschien is het Tony wel, die me wil laten schrikken. Of Will, die voor de zekerheid een oogje in het zeil wil houden. Ik draai me om, klaar om wie me dan ook besloop eens even te laten weten dat hij of zij betrapt is, als ik dan opeens achter me het gekraak van de keitjes op het pad hoor. Bliksemsnel draai ik me om, om daar een in zwart gehulde gedaante te zien met een blaaspijp aan zijn mond. Hij blaast en ik duik aan de kant, trek mijn Saksische mes en ga over in de aanval. Aanval is de beste verdediging, tenzij je tegenstander veel groter en beter is dan jij dat bent. Dan adviseer ik je heel hard te gaan rennen. De in zwart gehulde gedaante duikt voor mijn Saksische mes weg en haalt uit met de blaaspijp zelf, waarmee hij me in mijn zij raakt. Ik wankel, maar geef niet op. Een ding weet ik nu wel zeker: als ik ooit een goed wapen wil hebben en het enige wat ik in mijn buurt heb is een stok, dan neem ik de stok. Dat deed zeer. De in zwart gehulde gedaante haalt weer uit, naar mijn benen dit keer, maar ik sprong en hij miste. Ik wil uithalen met mijn Saksische mes, maar werd onderbroken door het geroep van een bekende stem. "SIL!" roept Tony. Ik draai me om en zie Tony naar me toe komen rennen. Oké, als hij wil helpen moet hij even een wapen pakken, want met de vuist lukt dat niet. "ACHTER JE!" roept hij nu. Ik draai me om, om daarna een sterrenhemel voor mijn ogen te zien te krijgen. Ik zak ineen en val hard op de kiezels van het pad. "Laat haar met rust!" hoor ik Tony nog roepen, voor alles zwart werd voor mijn ogen.

De Grijze Jaagster, boek 5, OntvoerdWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu