Hoofdstuk 16

61 4 0
                                    

POV Silferina
Ik kijk niet eens op als Geldar de tent in loopt. "Hallo prinses." zegt hij. "Hier is je eten. Veel geluk met het opeten." Hij loopt weer weg. Ik kijk er even naar en besluit het niet op te eten. Mijn maag knorde niet, dus had ik geen honger. Met een zucht leun ik tegen de paal aan. Er is geen enkele manier waarop ik mezelf kan doden, en ik heb er de hele weg over nagedacht. Tony zou het niet willen, dat weet ik nu al. Maar ik wil niet zonder hem verder leven. Is dat verkeerd? Ik zucht weer en staar naar het eten. Dan krijg ik een ideetje. Je kan toch doodgaan van de honger? Dan ga ik mezelf uithongeren. Ik rek me uit en schop het bakje eten om, zodat het buiten de tent belandt. Dan ga ik weer goed zitten en sluit mijn ogen. Een tijdje later - als ik bijna in slaap ben gevallen - komt er iemand de tent in gelopen. "Waarom ligt je eten buiten?" vraagt Geldar streng. Ik haal mijn schouders op. "Ik had geen honger. En nu wil ik graag slapen." Geldar trapt me, maar ik geef geen kik en blijf met gesloten ogen zitten. "Als je niets eet ga je dood." Geldar klonk een beetje ongerust, maar waarom zou hij? Ja, je wil geen dode afleveren als de opdracht is een levende gijzelaar mee te nemen, maar verder geeft het toch geen probleem? Ik zou me niet zo druk maken, we zijn er over een paar dagen al, als ik het goed heb. Geen idee hoelang het duurt voor je van de honger sterft, maar die paar dagen lukt denk ik wel. Geldar geeft me een klap. "Je moet wat eten! Ik beveel het je!" "Ik ben niet een van je soldaten." mompel ik. "Ik ben enkel je gevangene." "Als gevangene moet je gehoorzamen." "Ik ga niet gehoorzamen. Gevangenen kunnen heel opstandig zijn." Weer een trap. "Ik blijf je net zo lang trappen tot je wat eet." Ik open loom mijn oog. "Succes daarmee dan. Ik neem geen hap." En ik sluit mijn ogen weer. Geldar mompelt wat en loopt woedend de tent uit. Ik ga even verzitten en probeer de kloppende pijn bij mijn scheen te negeren. Man, Geldar kan hard trappen. Na een poosje - ze willen me echt niet laten slapen hè? - komt er weer iemand naar binnen. Er wordt een mes tegen mijn keel gezet. Ik open mijn ogen en zie Geldar voor me staan, met een verwilderde uitdrukking op zijn gezicht, alsof hij weer gestoord begon te worden. "Eet." Hij houdt een stuk brood voor mijn neus. Ik kijk hem boos aan. "Nee." "Ik vermoord je." "Je bluft. En zo niet, doe maar." "Eet!" "Nee!" Geldar gaat met zijn mes langs mijn wang. "Koppige prinsessen ook." moppert hij. "Eet! Ik wil niet dat je halfdood van de honger bij ons eindpunt aankomt." "Zeg dat dan maar tegen degene die Tony heeft vermoord!" schreeuw ik. Geldar kijkt me een paar tellen verbijsterd aan. Ik staar woedend en met tranen in mijnogen terug. Dan zie ik iets oplichten in zijn ogen. "Je houdt heel veel van hem, niet?" vraagt hij zacht. Ik antwoord niet en kijk boos weg. "Ik heb je gebroken nu hij dood is." gaat Geldar verder. "Jij bent nu willig om zelf te sterven." Nog steeds geef ik hem geen antwoord. "Ongelofelijk..." Geldar staat op en krabt zich over zijn achterhoofd. "Ongelofelijk." En met die woorden loopt hij de tent uit. Geen idee wat er door hem heen gaat, maar ik ben blij dat hij me met rust laat. Ik nestel me tegen de paal aan en val in een onrustige slaap.

POV Tony
Toen de schemer begon te vallen kwamen we het bandietenkamp tegen. "Wow." fluistert Adam. "Dat is heel dicht bij de plek waar we het rebellenkamp op gaan slaan." "Echt?" Ik kijk hem verbaasd aan. "Niet nu." reageert hij. "Over twee dagen zijn we hier. Omdat we 's nachts reizen moeten we voorzichtiger zijn, dus gaan we niet zo snel." Ik sla die informatie op in mijn achterhoofd en kijk weer naar het kamp voor ons. "Kleine vraag, hebben jullie paarden?" "Nee." antwoordt Adam. "Alleen ezels, die we volladen met bepakking. We lopen." De bandieten zijn wel te paard, dus zijn ze minstens twee keer zo snel. Tenzij ze om moeten. "Oké." zeg ik tegen Adam. "Luister. Als we Silferina later willen bevrijden, moeten we de bandieten zien te vertragen, zodat we ze in kunnen halen te voet." "Dus?" Adam trekt zijn wenkbrauw op. "Wel, weet jij waar we een paar versperringen kunnen plaatsen zodat ze genoodzaakt zijn een stuk door het bos te gaan? Zeker te paard is dat erg lastig, ook overdag." Adam denkt even na. "Iets verderop kom je een rivier tegen die ze moeten overbruggen. Er is geen weg omheen, tenzij je een maand of twee om wilt. Er is maar een brug om eroverheen te komen, dus die kunnen we wel vernietigen. Dat kost ze zeker drie dagen om een nieuwe te bouwen." "Is de rivier zo breed?" vraag ik. "Nee." Adam grijnst. "Het lijkt me alleen niet heel waarschijnlijk dat de bandieten weten hoe je een brug moet bouwen. Dat geeft ons een dag extra. Een dag om een plan te bedenken en materiaal te verzamelen, een dag om te bouwen en een dag extra omdat ze niet goed weten waar ze mee bezig zijn en het best wel een woeste rivier is. Drie dagen." "En waar zijn wij over drie dagen?" "Ook bij de brug." "Hoe zorgen we ervoor dat ze vier dagen kwijtraken?" Adam kijkt me verbaasd aan. "Waar heb je vier dagen voor nodig?" "Drie dagen om hierheen te komen en een dag om ons klaar te maken en je vader te overtuigen." antwoord ik. "Samen is dat vier." "Aha. Ik snap het." Adam denkt weer even na. "Wel, we kunnen hopen dat ze na de bouw van de brug even pauze nemen..." "Of?" Ik voel dat er een 'of' aan zit te komen. "Of we zorgen voor een versperring over de brug, maar als je dat wil doen moeten we rennen." "Waarom?" Adam rolt met zijn ogen. "Om op tijd te zijn. Mijn vader aal ons ondertussen wel kwijt zijn, dus als we iets uit willen halen moeten we dat nu doen."

De Grijze Jaagster, boek 5, OntvoerdWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu