Hoofdstuk 17

71 5 3
                                    

POV Silferina
Ik schrik wakker en blijf een  tijdje hijgend zitten. Het was maar een droom- probeer ik mezelf gerust te stellen. Het gebeurde niet echt. Ik grom. Maar het leek wel echt. Met een bonzend hart denk ik terug aan de vreemde, nachtmerrie-achtige droom die ik gehad had. Eerst bevond ik me in Emara, waar ik het paleis van mijn ouders in de brand zag vliegen. Er klonk een kakelende lach door de lucht terwijl ik ernaartoe wilde rennen, en de zin 'De Baas wilde het' rammelde in mijn oren. Ik rende en rende, maar in plaats van dichter bij het paleis leek ik er juist verder vanaf te komen. Toen riep Tony mijn naam en zag ik hem de andere kant uit rennen, met voor hem een in zwart gehulde gedaante die zich een weg door de bandieten wilde vechten. Voor ik wat kon zeggen stak een van die bandieten een mes in zijn borst en viel hij dood neer op de grond. Ik gilde, maar er kwam geen geluid uit mijn mond. De moordenaar draaide zich om en had het gestoorde gezicht van Geldar op zich. "Ik heb je gebroken!" riep hij, kakelend van het lachen. "Ik heb je gebroken prinses! Gebroken!" Ik voelde een knak in mijn borst en voelde hoe mijn hart in tweeën brak. Ik gilde weer, maar de droom was nog niet voorbij. Uit het paleis kwamen Will, Jenny, mijn ouders, broers en Auron aanrennen, met achter hen een in zwart gehuld leger dat op maat achter ze aan marcheerde, alsof het niet honderden soldaten maar een soldaat was. Boven hen kwam een schaduw die aan hun touwtjes trok, en ze haalden mijn familie en vrienden met gemak in. Voor mijn ogen werden ze een voor een vermoord, maar dan niet gewoon een keer. Elke keer dat ze vermoord waren en op de grond neervielen gebaarde de schaduw ze weer omhoog en waren ze springlevend, om dan weer vermoord te worden. Ik huilde, maar mijn tranen deden pijn aan mijn ogen, alsof ze van vuur waren in plaats van water. Toen sloeg Geldar me met zijn zweep en riep hij weer dat hij me gebroken had, waarna hij me dwong te kijken naar de steeds herhalende slachtpartij voor mijn ogen. Elke keer dat ik wegkeek sloeg hij me, en elke keer dat ik niet hard genoeg snikte ook. Op het laatst kon ik het niet meer aan en stond ik op om hem een klap te verkopen, maar Geldar was verdwenen. In plaats daarvan kwam er een Tiraknése hond op me af gerend, die me besprong alsof ik een lekker hapje was. Toen schrok ik wakker en merkte ik dat het allemaal maar een droom was. Ik begin weer te snikken. Geldar heeft me gebroken ja, al had ik hem nog gezegd dat dat niet zou gebeuren. Of nee, volgens mij had ik dat aan Tony verteld. Ik schop machteloos in het rond, om dan snikkend en vermoeid te blijven zitten. Tony...

POV Tony
Adam was snel, sneller dan ik me kon herinneren. Het was donker, maar ondanks dat kon Adam moeiteloos zien waar we waren en wist hij welke kant we op moesten, terwijl ik me afvroeg wanneer er een tak tegen me aan zou zwiepen omdat ik niet oplette waar ik liep. Hijgend komen we bij de brug aan. "Wel, hier is hij." Adam gaat overeind staan en kijkt me nieuwsgierig aan. "Hoe wilde je hem gaan saboteren?" "Kapot maken." antwoord ik. "Maar eerst moeten we voor een blokkade aan de overkant zorgen." We rennen de brug over, en vreemd genoeg deed hij me denken aan de brug in Emara, in het gebergte. Daar had de bende van de Opaal er bijna voor gezorgd dat Silferina en Jenny de afgrond in waren gestort, en was het enkel te danken aan Silferina's snelle passen en mijn en Goldurs snelle actie dat ze dat niet deden. De rivier kolkt boosaardig donker onder me, en het deed me denken aan die kloof. Aan de overkant stond Adam al op me te wachten. "Je keek wel heel aandachtig naar de rivier. Ben je bang voor water?" Ik schud mijn hoofd. "Ik ben er wel een keer in gevallen, maar nee. Hij deed me denken aan een kloof die ik en Silferina een keer moesten overbruggen. Dat was bijna Sils dood geweest." Adam knikt. "Lang verhaal?" "Lang verhaal." "Vertel het me later maar dan. We gaan eerst even saboteren." Hij draait zich naar de brug. "Hoe gaan we een blokkade maken achter de brug die de bandieten tegen kan houden, maar onzichtbaar is om te zien?" Ik denk even na, turend naar het pad voor ons. "Kan jij valstrikken leggen?" Adam kijkt me verbaasd aan. "Tuurlijk kan ik dat. Anders komen we toch niet aan eten?" "Mooi. Leg grote lussen, zodat alleen grote dieren er last van hebben en de kleinere niet. Verder moet je ze ook op verschillende plekken neerleggen, en niet in een patroon. Dat maakt ze zenuwachtig. Ik begin wel achteraan, goed?" "Jij kan echt goed plannen bedenken." Adam grijnst. "Ik was daar nooit op gekomen." Ik haal mijn schouders op. "We moeten die leren voor ons diploma als grijze jager." "Wat doen die eigenlijk?" "Leg ik je later ook wel uit." "Oké." We gingen snel aan de slag. Van wat soepele klimop die Adam me aanwees maakten we de touwen, waar we daarna vallen van gingen maken. Ook maakten we een paar netten, die we over het wegdek heen legden en bedekten met blaadjes. Daar zouden de paarden ook in verstrikt kunnen raken. Na een tijdje waren we klaar en bekeken we het resultaat. "Wel." zegt Adam. "Ik moet wel zeggen dat het slim van je was om achteraan te beginnen. Anders waren we nu in een van onze eigen vallen getrapt." Ik knik en ga bij de burg staan. Je ziet er niet veel van, alleen wat bladeren en struikgewas op vreemde plaatsen. "We moeten enkel nog even de camouflage wat beter maken. Nu ziet het er raar uit dat er op verschillende plekken wat hoopjes struikgewas en bladeren liggen." Adam haalt zijn schouders op. "Mij best. Ik denk dat het wel goed is zo, aangezien jij en ik weten waar de netten zich bevinden en het daardoor opvallender is." "Help me nou gewoon." Na een tijdje waren we ook daar mee klaar. Adam zette een paar stappen naar achteren. "Je had gelijk. Het ziet er veel onopvallender uit nu." Ik knik. "Laten we de brug slopen." Ik zet een paar passen naar voren, maar stap dan per ongeluk op een van de lussen terecht, waardoor Adams "Pas op!" iets te laat kwam. Ik bungel aan de boom, terwijl Adam lachend naar me toe loopt. "Je moet wel oppassen Tony. We hebben de weg net bezaaid met valstrikken en netten." "Bedankt voor de waarschuwing." grom ik, maar dan tover ik ook een glimlach op mijn gezicht. Adam blijft een tijdje naar me staren, terwijl ik nog steeds in de lucht hang. "Zeg." verbreek ik zijn gedachtestroom. "Ga je me nog helpen of hoe zit dat?" Adam lacht, al was het nu eerder een zenuwachtig kefje. "Ja hoor." Hij haalt me uit de lus en legt hem weer goed. Ik klop mijn broek af en kijk naar de brug. "Kom, laten we hem gaan slopen."

De Grijze Jaagster, boek 5, OntvoerdWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu