Hoofdstuk 2 - Vriendschap

412 11 0
                                    

2. Vriendschap – Amicizia

Het tweede lesuur was net begonnen toen Parker rustig binnen kwam wandelen.

‘En waar komen wij zo laat vandaan?’ vroeg onze leraar Frans, meneer Davis. Over het algemeen was meneer Davis een aardige man. Hij zou al lang met pensioen kunnen als hij wilde, maar naar eigen zeggen was hij nog piepjong van geest.

Laat komen ging er bij hem echter niet in, en hij duldde geen tegenspraak als hij daarvoor een straf uitdeelde.

Maar Parker kon alles maken; hij was een geweldige leugenaar en zei dat hij bij de dokter vandaan kwam, om na te laten kijken of hij bij een potje basketbal gisteravond zijn pols had gekneusd. Zelfs ik zou hem geloofd hebben, als ik niet had geweten dat Parker een hekel had aan balsporten, op voetbal na.

Hij deed er nog een schepje bovenop toen hij meneer Davis aan zijn pols liet voelen. Hij verstrakte zijn kaakspieren af en toe zelfs even, alsof hij echt pijn leed.

Ik grinnikte toen Parker even relax als altijd naast me kwam zitten. ‘Basketbal, hè?’

Parker zei niks, maar grijnsde terwijl hij met zijn hand door zijn roodbruine haar streek.

Meestal zat Parker naast Caitlin, die was immers zijn vriendin. Maar Parker en ik waren de enigen die Frans volgden, waar we dan altijd naast elkaar zaten. Idem dito bij ons keuzevak fotografie.

Ik was gek op fotografie, en het vastleggen van bepaalde moment of voorwerpen kon me een ontzettend gelukkig en voldaan gevoel geven. Parker had dat ook, en wat eerst nog de vriend van Caitlin was, werd een goede vriend van me.

De les bestond uit werkwoorden vervoegen, hier en daar een grapje en nieuw huiswerk. Voor ik het wist ging de bel en was het pauze.

Madison en Caitlin stonden al op ons te wachten, en Mason kwam even later ook aanlopen. We gingen buiten aan een tafeltje zitten. De zon scheen en de lucht was strakblauw in mijn woonplaats Westport. In de buurt van ons tafeltje stond een bloemperkje verwelkte viooltjes, maar dat mocht de pret niet drukken.

Ik vertelde lachend over Parkers smoes bij Frans en hij vulde dat aan met een grapje. Daar haakte ik op in, wat voor een klein lachsalvo zorgde. Toen was mijn spraakzame moment weer voorbij.

Bij vlagen was ik behoorlijk spraakzaam, maar meestal was ik stil. Ik luisterde naar de verhalen van anderen en genoot van hun gezelschap.

Ik keek hoe Caitlin zich in een nieuw boek verdiepte.

Ik luisterde naar Mason, die Parker er tevergeefs op wees dat hij niet bij zijn tweede naam, Balthazar, genoemd wilde worden.

En ik luisterde naar Madison, die aan de telefoon hing. Van haar Zweedse gebrabbel kon ik afleiden dat ze met haar vader praatte. Madison was half Zweeds en had haar hele leven in Zweden gewoond, tot drie jaar geleden. Uit haar Engels kon je bijna niet opmaken dat een Scandinavische taal haar moedertaal was.

Soms was ik best jaloers op Madison. Zij sprak wél de taal van haar afkomst. Ik niet. Aangezien mijn vader Italiaans was, was ik logischer wijs half Italiaans. Maar ik kon nog geen ciao van een bonjorno onderscheiden.

Daarnaast zag Maddie er met haar blonde haar en sprankelende blauwe ogen ook Zweeds uit. Dankzij mijn moeder verraadde mijn roodblonde haar en bleke huid niets. Ik had wel mijn vaders bruine ogen, maar er waren zat andere Amerikanen met bruine ogen. Een gekookt ei zag er nog Italiaanser uit dan ik.

Ondertussen vertelde Caitlin enthousiast over haar boek aan Madison en Parker – als ze niet aan het lezen was, was ze eén bonk energie.

Mason klaagde de oren van mijn hoofd af over het paard van zijn jongere zus Morgan, waar ik om moest lachen. Mason was echt de knuffelbeer van de groep, maar “die knol haalde echt het slechtste in hem naar boven”, zoals hij het zelf altijd zei.

‘Ze was helemaal blij dat dat beest haar na al die maanden nog steeds stond op te wachten als ze aan kwam lopen. Belachelijk. Aan de andere kant is haar enthousiasme heel begrijpelijk. Wie wil er verder nou op Morgan wachten?’

‘Mason! Doe niet zo gemeen joh, zo ben je helemaal niet,’ lachte ik.

‘Maar die knol haalt –’ ‘ – ik wéét wat dat paard met je doet,’ kapte ik hem af.

‘Balthazar raakt gewoon een beetje moe van dat ding, toch?’ zei Parker.

‘Wat zei ik nou net?’ Masons ogen stonden geïrriteerd, maar dat kon je door zijn expressieve, bruine puppyogen niet serieus nemen. Hij leek op een cartoonfiguur, of op een engeltje met dat blonde haar.

Een engel. Engelenvleugels. Mijn wonden.

Ik zuchtte. Waarom kon ik het nou niet één keer laten rusten?

‘Wat is er, Ari?’ vroeg Caitlin oprecht bezorgd. Ik negeerde de irritante bijnaam die ik al van kleins af aan droeg, en glimlachte bij het zien van haar gezicht.

Aan sommige gelaatstrekken, maar vooral aan haar levendige, expressieve ogen kon je zien dat zij en Mason neef en nicht waren. Ook al had Caitlin lichtbruin haar en blauwe ogen, ze leken gewoon op elkaar. Haar levendige ogen beurden me meteen weer op, en ik glimlachte. Ik bofte maar met mijn vrienden.

‘Ja, elvenmeisje, wat is er?’ vroeg Parker. Hij was serieus, maar hield het luchtig met mijn andere bijnaam.

Elvenmeisje. Engel. Engelenvleugels.

Wonden.

Donker LichtWhere stories live. Discover now