Hoofdstuk 18 - Verblijfplaats

229 5 1
                                    

18. Verblijfplaats – residenza

‘Het spijt me, we zitten vol,’ had de receptioniste in het Italiaans gezegd. En ik had haar verstaan. Ik kon het hele gesprek volgen, met uitzondering van een paar woordjes. Door mijn trotse gevoel baalde ik er niet eens van dat we hier niet konden verblijven. We zouden wel iets anders vinden. Desnoods klopten we gewoon bij willekeurige mensen aan, vragend of we er een nachtje of drie konden blijven slapen. Voor ons was niets meer onmogelijk, dat zouden we zo kunnen regelen.

We liepen de herberg uit en stonden stil op straat.

‘We kunnen die wijnboerderij proberen die ze had genoemd,’ zei Gianni. Daar was Fabrizio het wel mee eens.

‘Welke wijnboerderij?’ vroeg ik verward.

‘Die de receptioniste net noemde. Ik dacht dat ik jou Italiaans had geleerd,’ grinnikte Gianni. Ik haalde mijn schouders op. Vast eén van die dingen die ik niet had begrepen.

‘Dan proberen we dat. Dat was niet ver hier vandaag zei ze. We moeten zo’n vijf minuutjes omhoog lopen en dan naar rechts. Dan zou het aan onze linkerhand liggen,’ zei Fabrizio.

‘Klinkt niet al te moeilijk.’

We liepen meteen naar boven en volgden de instructies van de receptioniste. Na zo’n vijf minuten kwamen we bij een weggetje terecht en sloegen we rechtsaf, tot we links de wijnboerderij zouden vinden. Ik  - en wij allemaal – begonnen echter de hoop te verliezen toen we na twintig minuten nog niets hadden gevonden.

‘Dit kan niet kloppen. Volgens mij zijn we nu zelfs de bron voorbijgelopen.’ Ik keek Fabrizio verbaasd aan. Dat kon inderdaad nooit goed zijn.

‘Nog even proberen, wie weet zien we ‘m straks ineens liggen.’ Gianni’s positieve instelling liet hem nooit in de steek, dacht ik met een glimlach. Daarnaast werkte die ook nog eens heel erg aanstekelijk.

‘Goed, we lopen nog even door,’ stemde ik in. Fabrizio zag de boel iets somberder in, maar liep zonder al te veel gemok achter ons aan. Voor de zoveelste keer vroeg ik me af wie hier nou de jongste was, hij of ik.

Ik moest dan ook lachen toen we na zo’n vijf minuutjes onze ogenschijnlijke bestemming hadden bereikt. Fabrizio rolde met zijn ogen, en bewees daarmee maar weer eens dat hij zich als een kind gedroeg. Het viel me op dat hij hier in Italië heel anders deed dan in Amerika. In Amerika was hij de serieuze zakenman met rare eetgewoontes in de vroege morgen. Hier was hij een kind dat net in de pubertijd belandde. ‘We weten niet eens zeker of dit wel is waar we moeten zijn.’ Nogmaals bewees hij zich onvolwassen te gedragen.

‘We kunnen altijd even kijken Fabrizio,’ zei ik met een geamuseerd glimlachje. En dat glimlachje werd alleen maar groter toen we een bordje tegenkwamen waar ‘Casa di vino’ op stond. Huis der wijn. Als dit niet was waar we zijn moesten, at ik mijn denkbeeldige pet op.

Binnen voerde Gianni het gesprek terwijl Fabrizio en ik een eindje verderop wachtten, hopend op goed nieuws. Ik keek eens goed rond en zag me hier wel een paar dagen rondbrengen.

Het was best chique ingericht, maar duidelijk flink verouderd. Alsof we een aantal decennia terug in de tijd waren gegaan. Het was een bewolkte dag vandaag en daarom donker, maar het zwakke schijnsel hierbinnen deed het lijken alsof het nacht was. Er hing een lamp aan het plafond die maar weinig licht gaf, en verder was de kamer vooral gevuld met kaarsjes. Het was heel sfeervol, vond ik.

Er stonden geen meubels in de kleine receptie, op het houten bureautje en stoel waar een meisje zat na. Aan haar gezicht kon ik zien dat er nog wel een kamer voor ons beschikbaar was. Mooi, dacht ik. Hier kon ik me wel in vinden.

Donker LichtWhere stories live. Discover now