Hoofdstuk 9 - De verteller

302 7 0
                                    

9. De verteller – narratore

Mijn huid brandde werkelijk van de pijn. Hij tintelde, en was nog nooit zo gevoelig geweest. ‘Hoe kan dat dan ook?’ vroeg mijn vader geërgerd.

‘Vergeten in te smeren vanochtend,’ zei ik met tegenzin.

‘Vergeten in te smeren? Jij gaat de bergen in en je vergeet je in te smeren?!’ riep mijn vader uit.

‘Sorry.’ Het was dom, daar was ik mezelf ook wel van bewust. Maar ik wilde nu gewoon aftersun op mijn gezicht. Of desnoods een natte doek. Zolang het maar verkoelend was.

We hadden rond een uur of vier de plek bereikt die Gianni bedoeld had. Ook hier waren een aantal bomen, en ook hier groeide de grasachtige plant. Gianni en Fabrizio hadden de tent opgezet. Ik had het excuus dat ik me niet zo goed voelde. Ik had hoofdpijn, zat onder de blaren en mijn huid tintelde op een merkwaardige manier.

Gianni had me erop gewezen hoe ‘rosso’ mijn gezicht eruit had gezien. Gelukkig vielen mijn armen en benen wel mee. Ik had geluk gehad dat ik een T-shirtje droeg, anders waren mijn schouders zowat verkoold, daar was ik van overtuigd. Mijn tere bleke huidje kon de zon niet zo goed hebben – dat werd maar weer eens bevestigd.

Chagrijnig gaf Fabrizio me – God zij dank – een flesje aftersun. ‘Hier heb ik dus geen zin in Ariana. We zijn met iets belangrijks bezig, en daar kunnen we dit soort stomme onbenulligheden niet bij gebruiken, dat snap je toch wel?’ Hij klonk bozer dan ik verwacht had, wat mij ook irriteerde.

‘Ja, dat snap ik Fabrizio. Ik had ook niet liever als een tomaat rondgelopen, oké?’ beet ik hem toe.

‘Ga je je nou afreageren op mij?’ vroeg mijn vader beledigd.

‘Je zou het bijna denken, hè?’ Ondertussen stond Gianni toe te kijken, niet wetend wat hij moest doen. Misschien was dat maar beter ook. Hij had er vanmiddag al voor gezorgd dat mijn vader niet verder kon vertellen over de Engelencultuur, en als hij zich er nu mee zou bemoeien, terwijl ik tot “bepaalde dingen” in staat was, zou ik ‘m “bepaalde dingen” aandoen.

‘Ga nou niet te ver, Ari.’ Ik stond duidelijk op het punt een grens te bereiken.

‘Ben naar bed.’ Met die woorden liep Gianni snel richting de tent. Ik hoorde hem in het Italiaans tegen zichzelf praten. Fabrizio trok zijn wenkbrauw op. Blijkbaar had Gianni iets gezegd wat bij hem niet helemaal in de smaak viel.

Ik zuchtte. Ik had geen zin in ruzie. Niet nu ik op het punt stond een aantal ontdekkingen te doen over onze cultuur.

‘Wees er de volgende keer gewoon op tijd bij, oké?’ zei mijn vader. Ook hij zuchtte eens diep. ‘Goed. Gianni zit in zijn tent. Zullen wij eens een ommetje gaan maken?’ Hij had zich goed hersteld, dat moest ik toegeven.

Ik glimlachte, ook al wilde ik dat eigenlijk niet. Het kwam gewoon omdat ik al zo lang had gewacht. En vanaf vandaag zou alles duidelijk worden. Mijn vader glimlachte terug, dacht blijkbaar dat alles weer goed zat. Misschien zat het ook wel weer goed.

We liepen in een langzaam, maar aangenaam tempo. In het begin werd er geen woord gezegd. Blikken werden niet uitgewisseld. Toch was het niet ongemakkelijk.

We liepen verder en hadden de tent al ver achter ons gelaten. De lucht was roodroze gekleurd en het was een warme, zomerse avond.

‘De Engelencultuur is niet eens zo heel ingewikkeld, als je erover nadenkt,’ begon mijn vader uit het niets. ‘Onze maatschappij heeft altijd al gewerkt zoals die van de mensen nu is. Hoe hoog je in de standenmaatschappij staat, is belangrijk. Engelen zijn trotse, ijdele mensen Ari.’

Donker LichtWhere stories live. Discover now