Hoofdstuk 1

125 6 0
                                    

Dit klopt niet, dit klopt niet! Het moment dat ik dat dacht werd ik wakker. De klok vertelde me dat het na middernacht was, namelijk vier minuten voor drie. Met moeite kwam ik mijn bed uit en liep naar de badkamer. Ik gooide koud water in mijn gezicht om de resten van mijn droom weg te spoelen. In de spiegel zag ik hetzelfde als altijd, een blanke huid, zwart haar en felblauwe ogen. Op dat soort momenten waren mijn ogen het felst, het leek dan alsof ze elk moment uit hun kassen konden schieten.

Ik besloot naar boven te gaan om tot rust te komen. Daar was een plek die ik had ontdekt toen ik negen jaar was, zeven jaar geleden. Ik speelde toen verstoppertje met een paar vrienden, ik liep naar boven en klom een trap op. Ik was hier toen nog nooit geweest, maar het voelde vertrouwd. Boven de trap was een luik en met een krachtsinspanning wist ik hem open te krijgen. Ik kwam terecht in een vierkante kamer. Alles was zwart, donker als de nacht. Ik had tijdens het verstoppertje spelen natuurlijk geen zaklamp meegebracht dus liep er op de tast rond. Ik voelde dekens, banken, kostuums en iets wat voelde als een huid of een vel. Ik had het gevoel dat ik hier niet hoorde dus besloot weg te gaan en een andere verstopplaats te zoeken.

Ik bleef nog een paar dagen aan de kamer denken, maar besloot het niet te gaan bezoeken. Ik vroeg mijn moeder over de kamer, maar ze gaf mij geen antwoorden op mijn vragen. Na een maand won mijn nieuwsgierigheid het van mijn angst. Ik bleef op tot twee uur in de avond en gewapend met een zaklamp ging ik naar boven. Toen ik naar boven liep voelde ik mijn hart in mijn keel kloppen, maar ik stopte niet en liep door. Toen ik het luik open had gemaakt en in de kamer stond waren er wat veranderingen. Daar kwam ik achter nadat ik met de zaklamp aan de kamer binnenliep. Alles was weg, en daarmee bedoel ik alles. Er was geen stofje te bekennen. Het was leeg! Geen enkele bank, deken of iets anders. Ik besloot nog even rond te kijken, maar ontdekte verder niks speciaals. Dat dacht in ieder geval totdat ik licht zag in de verte. Ik besloot een kijkje te nemen en vond een raam. Het raam was dicht, maar je zag een mooie sterrenhemel met de maan. Er stond geen trap voor, maar er hingen wel wat touwen. Ik probeerde of de touwen  mijn gewicht konden dragen. De touwen waren sterk genoeg, maar ik niet. Je moest na een tijdje jezelf optrekken en het raam openmaken, maar daar was ik te zwak voor.

Ik trainde zoveel totdat ik het raam open kon krijgen. Mijn moeder vond al dat sporten raar, maar ik zei dat iedereen het deed en ik niet kon achterblijven. Mijn moeder was een ander soort moeder dan de rest van de moeders. Mijn moeder kon je gestoord of gek noemen. Ze is altijd in het zwart gekleed nooit in wat anders. Ze kwam alleen buiten als het echt noodzakelijk was. Voor haar was dat bijna nooit.

De mensen van mijn school waren er ook achter gekomen. Ik werd gepest en werd een buitenstaander en geen kleine ook. Er was één iemand die het niks uitmaakte, Alexis. Het maakte voor haar niet uit hoe raar ik was of hoe raar mijn familie was. Door haar maakte het me eigenlijk niet uit wat mijn moeder deed of eigenlijk wat ze niet deed. Ik had geleerd om de positieve kant er van in te zien. Ik wist tenminste waar ze was en als ze niet thuis was moest ik mij zorgen maken. Ze had mij ook een belofte gedaan. Als zij niet thuis was zou ze een brief achterlaten met informatie. In die 16 jaar was het nog nooit voor gekomen dat ze niet in het huis was. Daardoor maakte ik me ook geen zorgen dat dat ooit ging gebeuren.

Zonder het te merken was ik al bij de trap aangekomen die tot de kamer leidde. Ik liep rustig naar boven en vond de weg zonder na te denken. Met gemak klom ik naar boven en opende het raam. De eerste keer dat ik het raam open kon maken was ik helemaal verbaasd. Ik wist niet dat er zo'n mooie locatie in de wereld bestond. Het klonk misschien overdreven, maar ieder ander persoon zou hetzelfde zeggen. Ik was er nu al een beetje aan gewend, maar het was nog steeds een van de mooiste plekken die ik gezien had.

Vanaf het dak kon je heel Daleytown bekijken, tot de weilanden in de verte. Dat was ook niet al te moeilijk, omdat Daleytown maar 503 inwoners had. Ik zat daar bijna elke avond als mijn moeder naar bed was gegaan. Je hoorde daar helemaal niks en het uitzicht was geweldig. Omdat het daar zo rustgevend was was ik hier ook een paar keer in slaap gevallen. Dan lag ik erg dicht bij de rand van het dak.

Ik dacht vroeger altijd dat iemand mij zou komen redden. Ik val vaker van dingen af, maar ik ben nog nooit gered door iemand. Ik wist niet hoelang ik daar zat, maar ik had de zon op zien gaan, dus lang genoeg.

Zoals elke ochtend liep mijn moeder een beetje rond. Maar op een gegeven moment stond ze stil en slaakte een gil die door merg en been ging. Ik aarzelde geen moment en sprintte naar beneden, naar de bron van het geluid. Het was niet moeilijk te vinden, want ze stond nog steeds gillend voor mijn kamer.

Ik trok haar in mijn armen en hoe langer ik haar vasthield hoe rustiger ze werd. Na een tijdje was ze kalm, maar ze trilde nog steeds over haar hele lichaam.

'Jace, waar ben je geweest en wil je me nooit meer zó erg laten schrikken!'

Ik heb altijd al gelogen over waar ik naar toe ging, maar ik besloot dat deze keer niet te doen. Ze was nu al in paniek en ze had het vast door als ik loog.

'Mam, rustig aan! Ik ga naar de zolder, elke nacht als ik wakker ben.'

'Zolder? Die hebben we helemaal niet. Wacht? Oh.'

'Mam, je doet eng. Wat is er?'

'Bedoel je de zwarte vierkante kamer? Waar je komt als je de houten trap oploopt?'

'Ja, kom jij er ook wel eens?'

'Uhm, nee. Ik kom er nooit. Het is een soort van schuilkamer.'

'Met een raam erin?'

'Laat het met rust Jace Sebastian Hayde!'

Als mijn moeder mij met mijn volle naam aansprak wist ik dat ze het meende. Ik liet haar dus staan waar ze stond en ging mijn kamer binnen.


Alles of nietsWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu