Hoofdstuk 14

40 5 0
                                    

Mijn droom was hetzelfde als alle andere keren. Mijn droom begon altijd in een kamer, een redelijk grote kamer. Drie á vier meter hoog en dertig meter lang. De muren waren wit met af en toe wat zwarte effecten. De kamer was één van de mooiste kamers die ik ooit gezien had, maar lang kon ik er niet bij stil staan. De muziek ging zachtjes aan en er kwamen mensen binnen. Iedereen had of een jurk aan of was in pak, erg netjes allemaal. Er was altijd iemand die mijn aandacht trok, dat was dezelfde man. Hij zag er altijd hetzelfde uit, elk stofje zat op dezelfde plek. Hij was altijd gekleed in een zwart pak met glimmende zwarte schoenen en een bloem in zijn hand, een orchidee. Die orchidee was rood, bloedrood. De deuren werden dicht gedaan toen iedereen binnen was, maar de deur ging altijd weer open. Dan kwam er een vrouw binnen in een mooie jurk. Het was een jurk die tot de enkels kwam en de jurk was dezelfde kleur rood als de orchidee, bloedrood. De jurk werd afgemaakt door een mooie ketting van zilver en oorbellen ook van zilver. Ze zag er prachtig uit, maar blij keek ze nooit. Ze keek altijd alsof ze zich zorgen maakte, totdat ze de man zag. Dan glimlachte ze, maar in haar ogen zag je nog altijd de zorgen.

Ze liep in een snelle pas naar de man en alle mensen gingen aan de kant voor haar.  Ze keken haar allemaal na, alsof zij hun baas was. De man zag dat en wilde in zijn handen klappen, maar hij werd tegengehouden door de vrouw. Ze wierp hem zo'n 'als-je-dat-doet-ben-je-dood' blik. De man liet zijn handen zakken, maar bleef de mensen wel boos aankijken. De vrouw ging voor de man zijn blikveld staan en met tegenzin moest de man wel de vrouw aankijken. De muziek werd steeds harder gezet en dat was het tegen dat mensen moesten dansen.

Het was een rustig muziekje perfect voor de bedoelde dans. De vrouwen gingen aan de linkerkant staan, de mannen aan de rechterkant. Er was een oneven getal dus er moest één iemand aan de kant staan, een man. Het stuk begon opnieuw en dat was voor alle mensen het teken. Ze bogen als één man naar beneden en ze kwamen als één man weer omhoog. De mannen en de vrouwen keken elkaar strak in de ogen, zonder uitzonderingen. Toen ging de muziek een iets luider stuk in en de mensen deden hun handpalmen naar voren op schouderhoogte. De afstand tussen de mannen en vrouwen werd daardoor verminderd, maar de handen maakten geen contact. Iedereen deed tegelijkertijd hun linkervoet een stapje naar links en vlak daarna volgde hun rechtervoet. Daardoor zat er overal een gat tussen van één persoon. Toen die gaten waren gecreëerd deden de vrouwen een stap vooruit nog steeds met hun handpalmen naar voren gericht. Door die stap vooruit was er één lange rij ontstaan met eerst een vrouw dan een man dan weer een vrouw etcetera. Nu moesten de mannen een stap naar voren doen zodat de ruggen naar elkaar wezen. Na de stap naar voren deden de mannen hun rechtervoet naar rechts en vlak volgde hun linkervoet. Nu stond iedereen eigenlijk rug tegen rug met een kleine afstand ertussen. Iedereen draaide op hetzelfde moment met dezelfde snelheid een halve cirkel met de klok mee. Daardoor stonden alle mensen weer met de gezichten naar elkaar toe. De muziek kwam weer in een iets zachter stuk terecht en precies tijdens de overgang deed elke man een stapje naar voren. Door die stap werd er contact gemaakt tussen de handen. De mannen en vrouwen keken elkaar weer recht in de ogen met contact tussen de twee handen. Eerst werd het contact tussen de rechterhanden verbroken en draaiden de mensen rond de linkerhand. Toen werd het omgedraaid, contact tussen de linkerhanden werd verbroken en de mensen draaiden rond de rechterhand. Toen was er weer contact tussen de twee handen en daar werd toen omheen gedraaid. Die stappen werden een paar keer herhaald en toen was de dans bijna ten einde. Het einde was hetzelfde als het begin alleen dan omgedraaid, iedereen maakten weer een buiging en dat was het einde. Iedereen was op precies hetzelfde moment klaar en daar was iedereen trots op. Applaudisseren mocht niet daarom gaf iedereen elkaar een hand of een zoen op de wang.

Het ging goed totdat de man die niet mee deed zich ermee ging bemoeien. Hij begon door de groep te lopen, zigzaggend. De man vond dat blijkbaar niet goed genoeg en begon te applaudisseren. Iedereen stond gelijk stil, starend naar die man. Die man had toen door dat hij iets fouts had gedaan, want hij stopte gelijk met applaudisseren. Het kwaad was toen al geschied en het kwaad kwam van die ene man waar alles om draaide. De man draaide zich om zoekend naar de bron van het geluid, wat niet erg moeilijk was. De man met de orchidee hoefde alleen te kijken naar de mensen en waar zij naar toe keken. Iedereen keek of naar de belangrijke man of naar de man die het geluid had veroorzaakt. De man met de orchidee liep dreigend naar de veroorzaker van het geluid. De vrouw probeerde hem nog tegen te houden, maar het had geen effect. De man met de orchidee bleef dreigend doorlopen totdat hij vlak voor de man stond. De mensen hadden een cirkel gevormd rond de man met de orchidee, de man die het geluid maakte en de vrouw. De man probeerde te ontsnappen, maar dat werd niet toegestaan door de rest van de mensen. Ze duwden de man weer terug in de cirkel, het maakte niet uit hoe vaak de man het probeerde. Uiteindelijk gaf de man op en ging op de grond zitten wachtend op zijn lot. De man met de orchidee wilde de man niet dood hebben, hij wilde hem vernietigen. Hij keek de vrouw met een laatste blik had en alsof zij door had wat er zou gebeuren schudde zij haar hoofd. Als antwoord knikte de man met de orchidee zijn hoofd en begon zijn handen bijeen te brengen. Rustig begon hij te klappen, steeds harder en uiteindelijk was het oorverdovend. De man werd steeds banger zeker toen er dingen uit de muur kwamen. Het waren dé wezens, maar ze kwamen niet alleen op de man af. Ze gingen op iedereen af, behalve de man met de orchidee. De wezens zweefde elk naar een mens, soms waren het er meerdere per mens. Stukje bij beetje werden alle mensen gedood. Overal lagen delen van de lichamen verspreid. Hier een hoofd, daar een arm en weer daar een been. Het was geen prettig gezicht, zeker niet. En de man? Die keek er zeer rustig naar en als hij nog iemand zag bewegen stuurde hij er een wezen op af.

Dat laatste gedeelte had ik nog nooit gezien. Normaal schrok ik altijd wakker na de eerste paar moorden, maar dit keer niet. Ik wist er op dat moment wel een verklaring voor, maar of hij logisch was? Ik dacht dat het misschien wat te maken had met dat ik die wezens kon zien daardoor was ik misschien minder bang. Ik was ook minder bang omdat ik wist dat ze naar mij luisterde. 

Ik besloot dat ik het voor een tijdje zou laten rusten, maar nieuwsgierig was ik wel. Ik keek op de klok en zag dat het zes uur in de ochtend was. Voordat ik verder ging lezen in het dagboek ging ik douchen. Dat had ik echt even nodig om een beetje te kunnen ontspannen. Toch lukte het mij niet om geheel te ontspannen, maar het kwam er bij in de buurt. 

 

Alles of nietsWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu