Hoofdstuk 22

33 1 0
                                    

Ik werd wakker in dezelfde kamer als waar ik zwarte vlekken voor mijn ogen had gekregen. Ik had verwacht dat ik nog steeds op de houten vloer zou liggen, maar ik lag te comfortabel. Ik lag te zacht, te warm en voornamelijk te comfortabel. Eigenlijk wilde ik mijn ogen niet openen, maar toch deed ik het. Toen ik mijn ogen open deed keek ik tegen het plafond aan, een zwart/grijs plafond. Ik spreidde mijn armen en merkte dat ik het bed bleef raken. Als ik dat altijd bij mijn bed deed raakte ik aan de ene kant de muur en aan de andere kant hing mijn arm boven de grond. Of mijn bed was klein of ik had redelijk grote armen. Volgens Jayde was het altijd de tweede, maar ik geloofde haar niet en geloofde in de eerste verklaring. Toen ik aan Jayde dacht kwam alles wat Michael had vertelt terug. 

Mijn ademhaling werd steeds sneller en sneller en na een tijdje kwamen er ook weer zwarte vlekken voor mijn ogen. Mijn ademhaling ging steeds sneller en sneller, maar ookal ademde ik heel snel ik had het gevoel dat ik geen zuurstof kreeg. Ik begon in paniek te raken, waardoor ik nog sneller ging ademen, nog minder zuurstof kreeg en daardoor kwamen er steeds meer zwarte vlekken. Ik weet niet hoelang ik daar snel ademend heb gelegen, maar ik wist wel dat ik elk moment weer flauw kon vallen. Ik concentreerde mij zoveel op mijn ademhaling dat ik die hele deur niet had gehoord. Die deuren gingen open met bijna geen geluid en mijn ademhaling was zo luid dat ik niks hoorde. Ik merkte pas dat er iemand was binnen gekomen toen mijn matras een beetje inzakte en ik een hand op mijn schouder voelde. Ik probeerde de hand van mijn schouder te schudden, maar diegene liet echt niet los en ik had te weinig kracht. Door de hand werd ik rustiger en rustiger totdat ik nog een iets versnelde ademhaling had. Ik was blij dat ik eindelijk weer normaal kon ademhalen, maar mijn versnelde ademhaling maakte snel plaats voor iets anders, tranen. Ik wist niet wanneer de laatste keer was dat ik had gehuild, zelfs op de begrafenis van mijn opa drie jaar geleden had ik niet gehuild. Ik voelde mij een mietje en een slapjanus en zo wilde ik mij helemaal niet voelen. 

Ik probeerde mijn masker op te zetten. Mijn masker liet niks van mijn emotionele zwakte zien. Vanbinnen was ik een emotioneel wrak, maar ik kon het een paar jaar terug aan niemand laten zien. Sindsdien heb ik eigenlijk constant dat masker opgehad behalve op dat moment. Ik wilde mijn masker veel vaker afdoen, maar op die momenten werden er dingen gezegd en gedaan waardoor mijn masker er strakker op kwam te zitten. Toen mijn masker weer bijna op zijn plek zat werden mijn tranen minder en mijn ademhaling werd nog rustiger. Mijn masker kwam strakker op mijn gezicht te zitten en hij had helemaal vast gezeten als de hand mij niet tegen had gehouden. Ik wist niet wat diegene deed, maar mijn masker wilde er niet meer op. Hoe hard ik het ook probeerde, het was alsof ik werd tegengehouden door een kracht. Het vechten werd steeds zwaarder en zwaarder, maar ik gaf niet op, nooit gaf ik op. Ik ging emotioneel en lichamelijk achteruit, maar ik wilde gewoon niet opgeven. Opgeven was een teken van zwakte en die zwakte had ik jaren geleden achter mij gelaten. Ik moest over alles en nog wat nadenken. Over Lucas, Thijs, Jayde, Hrotac, Alexis, Raymond, Michael en de mensen die mij hier gebracht hadden. 

Ik voelde mij met het moment zwakker worden, maar ik wilde echt niet opgeven. Ik moest de hele tijd herhalen dat dat zwakte zou zijn en dat ik echt niet zwak wilde zijn. Ik moest sterk zijn in deze periode en niet in elkaar zakken. De kracht duwde harder terug dan dat ik ooit had kunnen denken, maar ik was sterker. Met mijn hele lichaam en geest vocht ik er tegen, maar ik merkte dat de kracht nog harder terugvocht. Er was nog één mogelijkheid om van die kracht te winnen en dat was mijn laatste troef uit te spelen. Mijn laatste troef waren mijn woorden. Maar niet zomaar woorden, het waren overtuigende woorden. Ik probeerde mijzelf te overtuigen om te vechten en tegelijkertijd probeerde ik de kracht te overtuigen te stoppen met vechten. Het waren woorden die ik met mijn hele hart meende en die ik met mijn hele hart geloofde. Ik vocht en ik vocht tegen die kracht, met al mijn kracht. Ik legde mijn hart en ziel in het terugdringen van de kracht. Alles wat ik in die zestien jaar had geleerd stopte ik in mijn eigen kracht. Mijn vriendschap met Alexis, het verraad van Lucas en van Jayde, de kracht van de wezens en de kennis van mijzelf. 

Er was één ding wat mij het meest hielp en dat was dat mijn masker op moest blijven. Diegene die onder dat masker zat was maar voor één persoon beschikbaar, mij. Zelfs Jayde had dat jongetje achter het masker nooit gezien, misschien had Alexis er af en toe glimpen van opgevangen. Ik wilde dat niemand dat jongetje ooit zou zien, het liefste mij inbegrepen. Ik zou gewoon willen dat ik hem kon begraven en dat hij nooit opgegraven zou kunnen worden. 

Al die kennis stopte ik in mijn gevecht plus mijn overtuigende woorden. Stukje bij beetje kwam mijn masker weer strakker te zitten, maar de kracht bleef terug vechten. Uiteindelijk lukte het mij mijn masker volledig te bevestigen, maar dat ik lichamelijk en geestelijk kapot was was een feit. Ik was zo moe dat er weer zwarte vlekken voor mijn ogen verschenen. Ik probeerde er tegen te vechten, maar ik had geen kracht meer over. Het allerlaatste wat ik hoorde was een stem die het volgende zei: 'Ga maar lekker slapen. Je hebt genoeg gevochten voor nu. Je hebt je kracht later nog nodig.'

Ik herkende de stem ergens van, maar ik kon de stem niet aan een gezicht koppelen. Ik viel in een rusteloze slaap, maar ik was blij dat ik eindelijk rust had. 

Alles of nietsWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu