Hoofdstuk 34

641 32 4
                                    

De laatste koffer werd door Wolfs naar 1 van onze volgestouwde auto's gesleept. Hier stond ik dan. Voor de allerlaatste keer gleden mijn ogen mijn oude kamer rond. Mijn oude kamer waar ik al héél lang niet meer had geslapen. Ik liet mijn vingers over mijn oude stoffige bureau glijden. Er was hier veel gebeurd in deze kamer. Dingen waar ik niemand over verteld had. Zelfs Wolfs wist niets van de vreselijke dingen die zich hier afgespeeld hadden. De vreselijke dingen de dag dat ik Frank mijn jawoord zou geven. De dag dat ik Wolfs' zijn hart brak door Frank mijn jawoord te geven. De dag dat Wolfs mijn hart brak door weg te gaan ómdat ik Frank mijn jawoord zou geven. Het litteken onder mijn bruine haardos zou me voor altijd aan die vreselijke dag herinneren. Het litteken waar niemand iets van wist. Het litteken waar ook nooit iemand iets over zou weten. Niets dan goeds over de doden zeggen ze tenslotte altijd. En ik begrijp het. Ik begrijp het ook echt. Maar niemand anders zou het ooit begrijpen. Daarom zou dit litteken altijd mijn geheim blijven. In één keer schoot het me te binnen. Ik trok mijn laatje open en daar lag hij. De dader van mijn litteken. Op de een of andere manier had ik hem nooit weg kunnen gooien. Met trillende handen nam ik de glasscherf tussen mijn vingers. "Wat is dat?" Hoorde ik de vragende stem van mijn verloofde achter me. Shit! Betrapt! "Niets hoor." Probeerde ik de glasscherf te verdoezelen. "Je liegt, Eva. Wat heb je daar?" Kwaad draaide ik me om en liet mijn platte hand zien. "Dit, Floris Wolfs, noemen ze een glasscherf!" Het sarcasme droop van mijn stem af. "Een glasscherf met oude bloedresten! Hoe kom je daar aan?" Ik rolde met mijn ogen. "Doet het er iets toe hoe ik er aan kom?" Hij griste de scherf uit mijn hand. "Ja, dat doet er iets toe. Ik vraag dit omdat ik zie hoe je er onder lijd! Verdomme! Hoe kom je hier aan, Eva?!" Ik schrok van zijn stem. Zo fel was hij nog nooit geweest. Zijn altijd rustgevende ogen, spuwden vuur. Het liet me achteruit deinzen. Hij leek er zelf ook van te schrikken. "Eef, liefje, sorry, ik.." Hij ging op het puntje van mijn oude bureau zitten en keek naar de scherf in zijn hand. "Lieverd, hoe kom jij aan een met bloed besmeurde glasscherf? Ik zag aan je hele houding dat dit niet zomaar een scherf is. Dit is er 1 met een verhaal." Ik ging bij het raam staan en sloeg mijn armen over elkaar heen. "Je hoeft nu niet te gaan slijmen, Floris! Hoe ik aan die scherf kom gaat niemand iets aan. Als ik hem dan nu terug zou mogen, dank je wel!" Ik pakte hem uit zijn handen en stormde de trap af naar de lege keuken. Ook deze ruimte nam ik voor de laatste keer in mij op. Het was tijd om mijn geliefde Ponti voor altijd achter me te laten. En hoewel ik volledige achter deze keuze stond ging het verlaten van de Ponti me aan mijn hart. Ik hoorde de trap kraken en ging snel naar mijn auto. Buiten keek ik nog 1 keer naar de Ponti. Tranen blonken in mijn ogen. "Vaarwel. Ik zal je missen.." Ik zag Wolfs ook naar buiten komen en stapte snel in mijn auto om de laatste spullen naar ons nieuwe stulpje over te brengen. Het was ongelofelijk hoe snel het was gegaan. Er hoefde zo weinig te gebeuren dat Wolfs in 1 week het hele huis bewoonbaar had gemaakt. Iedere avond hadden Lina, Romeo, Marion, Esmee en zelfs Mechels geholpen. Ik mocht niets doen. Iedereen was zo bang dat er iets met mij of het kleine meisje in mijn buik zou gebeuren. Iedere avond als Roos in haar ledikantje lag stond ik spullen in te pakken. Iedere avond, als Wolfs thuis kwam, kreeg ik op mijn kop. Iedere avond vond ik dat hij zich aanstelde. Dat hij overbezorgd was. Ik stopte alleen wat kleren in een koffer. Wat glazen in een doos. Het was niet zo dat ik ze ging tillen. Ik voelde mijn eigen grens heel goed aan. Iedere avond vertelde ik hem dat ik zwanger ben, niet invalide. Een toeterende auto achter mij vertelde me dat het verkeerslicht inmiddels groen moest zijn geworden. Zuchtend reed ik verder de nieuwbouwwijk in waar ons prachtige, nieuwe huis zich bevond. Ik reed mijn auto de oprijlaan op en smeet mijn sleutels in de hand van Romeo die me blijkbaar aan had zien komen. Ik schoot langs hem heen naar boven. Ik keek onze nieuwe slaapkamer rond. Het was er licht. Het was er ruim. Zo anders dan onze oude, donkere kamer in de Ponti. Ik stopte de glasscherf snel in mijn nieuwe nachtkastje, onder mijn leesboek die Wolfs er al in had gelegd en opende de deuren naar ons kleine balkonnetje die aan onze slaapkamer grensde. Ik wist nu al dat ik hier veel tijd door ging brengen. Ik klemde mijn handen om de reling en nam de omgeving in me op. Ik hoorde de vogels vrolijk hun lied fluiten en sloot mijn ogen. Dit was iets waar ik wel aan zou kunnen wennen. 2 armen werden om me heen geslagen. Mijn ijzige gil volgde. Mijn stomp in zijn maag, van schrik, volgde. Met een ruk draaide ik me om en duwde hem verder bij me vandaan. "Jezus, Wolfs!! Ik schrik me dood! Was dat nou nodig? Nou?!!" Verontschuldigend stak hij zijn handen in de lucht. "Het spijt me, schat. Ik wou alleen even kijken of je oké was. Ik weet hoe zwaar het afscheid van de Ponti voor je is." Hij moet mijn niet begrijpende blik hebben gezien. "De hele week heb ik gehoord hoe jij jezelf in slaap huilde. Ik heb geprobeerd je te troosten maar bij elke aanraking duwde jij me weg. Je liet mij niet toe in je verdriet." Langzaam deed ik een stap dichterbij en legde mijn hoofd tegen zijn borst. "Ik kon het niet, Flo. Ik kon je niet toelaten. Dit was iets wat ik alleen moest doen. De Ponti is een groot deel van mijn verleden. Dit is mijn toekomst. Het is goed zo." Ik tilde mijn hoofd op en glimlachte lief naar hem. Ik wist dat hij wel wist dat ik hem dankbaar was dat hij niet verder vroeg over die glasscherf. Dat hij het, voor nu, in ieder geval liet rusten. Ik hoopte dat hij het voorgoed zou laten rusten, maar Wolfs kennende was die kans klein. Heel erg klein.

Troubles in paradise (Flikken Maastricht)Where stories live. Discover now