De negentienjarige Ruby is de troonopvolgster van het kleine land Aqua Aura, ergens in de oceaan tussen Australië en Nieuw-Zeeland. Alles loopt normaal, voor zover dat kan voor een prinses. Er is geen enkele burger die ook maar íets te klagen heeft...
Deze afbeelding leeft onze inhoudsrichtlijnen niet na. Verwijder de afbeelding of upload een andere om verder te gaan met publiceren.
Als ik niet door de uitgang kan, dan moet ik er zelf één maken.
Ik ren naar het raam toe en zoek naar eventuele mogelijkheden om het te openen. Al snel heb ik een veiligheidsslot gevonden die ik vlug openmaak. Ik trek mezelf iets omhoog, zodat ik in het raamkozijn kom te zitten. Dan spring ik naar beneden. Onderweg blijft een deel van mijn jurk hangen aan het slot en ik hoor het scheuren. Er hangt nu een stuk stof bijna los van mijn jurk aan het slot van het raam. Snel besluit ik om het er maar helemaal af te trekken en in mijn tas te proppen. Ik kan het niet laten hangen, want als het dan gevonden wordt, weten ze meteen dat ik ben ontsnapt uit het paleis. Misschien komt het nog van pas.
Ik kijk om me heen. Er zijn geen mensen buiten het paleis te zien in mijn oogzicht. Waarschijnlijk staan de leden wel bij de uitgangen om te voorkomen dat er mensen in kunnen komen. Ik zucht diep en begin dan te lopen naar de tuinen. Ik moet zuinig met mijn energie omgaan, want ik weet niet hoe lang ik op de vlucht zal zijn en ik wil genoeg energie hebben als ik echt moet gaan rennen.
De weg naar de tuinen is rustig. Misschien zelfs iets te rustig. Er klinken geen schoten, ook al is de zaal waar alles begon vlakbij. Vogels zijn stil en er vliegen geen vlinders rond de kleurrijke bloemen. Nog geen uur geleden liep ik hier ook. Toen was alles nog rustig op een normale manier. Nu is het een stilte waarin ik bang ben elk moment schoten of geschreeuw te kunnen horen. Zodra ik het lage gedeelte in de tuin gepasseerd ben, haal ik opgelucht adem. Niemand heeft me gezien en ik ben nu nog redelijk veilig. In het hogere deel zijn veel hoge heggen waar ik me achter kan verschuilen.
En er is een geheime doorgang voor noodsituaties waar niemand iets vanaf weet. Ik ben de enige, omdat ik hem heb gecreëerd. Ik ben er al jaren niet meer geweest en weet ook niet zeker of ik de smalle opening in het hek nog kan vinden, maar ik moet het proberen om hier weg te komen.
Hier moet het ergens zijn. Zodra ik bij de plek aankom die ik me kan herinneren, duw ik de takken van de heg een beetje aan de kant. Het is helaas niet de goede plek. Snel schuif ik een paar meter verderop. Nu is het gelukkig wel de goede plek. Ik duw zoveel mogelijk takken weg en stap erdoorheen, het prikkende gevoel van de puntige takjes en de scherpe uiteinden van het opengemaakte hekwerk negerend. Zodra ik buiten de paleishekken sta, kijk ik om me heen. Welke kant was het ook al weer op? Recht voor me is een groot bos. Wat er rechts is weet ik niet.
Ineens schiet me te binnen dat ik vroeger wel eens links ging en dan uitkwam in het dorp. Welk dorp het is, weet ik niet precies, omdat er meerdere dorpen om het paleis liggen, maar ik weet dat ik er de weg niet ken. Ik durfde vroeger nooit het dorp in te gaan, omdat ik bang was dat mijn ouders dan zouden ontdekken dat ik een gat heb gemaakt in het hek. Toch besluit ik om het dorpje in te gaan. Ik heb geen andere keus.
Hopelijk ben ik op tijd weg van het paleis en heeft niemand ontdekt dat ik gevlucht ben naar het dorp. Ik begin te lopen en na een tijdje hoor ik geschreeuw. Ik twijfel niet en ren meteen het bos in. Misschien ben ik dan iets meer beschermd door de bomen. Na een paar minuten gerend te hebben, kijk ik achterom. Er is niks meer te zien en ik hoor ook niks meer behalve mijn vlugge ademhaling.
Ik haal diep adem en begin dan naar links te lopen. Gelukkig heb ik alleen rechtdoor gerend, anders had ik nu nog moeten bedenken welke kant ik op zou moeten. Ik ontwijk de takken en modderplassen zoveel mogelijk, maar af en toe kan ik echt niet anders dan erdoorheen lopen, waardoor mijn hakken blijven hangen en mijn jurk vieze vlekken krijgt. Toch ga ik door, hoe erg mijn haat voor modder ook is. Ik kan niet anders.
Ineens begint er een hond te blaffen en van schrik blijf ik staan. Waar moet ik heen? Ik mag absoluut niet ontdekt worden. Voor ik me kan verstoppen, staat er al een kwispelende hond bij me die luid blaft. 'Shht. Je bent een brave hond. Ben je nu stil?' Ik steek voorzichtig mijn hand uit naar de hond, in de hoop dat hij alleen snuffelt en niet gaat bijten. Gelukkig gebruikt hij alleen zijn neus.
'Choca!' De hond spitst meteen zijn oren en kijkt om zich heen. 'Choca, hier!' Meteen rent het beestje weg. Opgelucht adem ik uit. Zijn baasje heeft me niet door. Ik begin weer te lopen, maar word gestopt door een kwispelende hond.
'Hond, ga weg. Ik moet me verstoppen,' mompel ik boos. Hopeloos kijk ik om me heen. Ik kan niet gezien worden, want ik weet niet wie ik wel of niet kan vertrouwen.
'Choca! Waar ben je?' Ik hoor het geluid van krakende takken en het wordt steeds luider. 'Hier ben je,' zegt het meisje vrolijk als de hond vrolijk op haar af komt. 'En-.' Het meisje valt ineens stil als ze mij ziet. 'Uwe majesteit,' zegt ze verbaasd. Ze maakt snel een buiging, waarop ik met mijn ogen rol. Ik haat al dat formele gedoe.
'Uwe hoogheid,' mompel ik, het meisje verbeterend. 'Kan ik je vertrouwen?' Meteen knikt het meisje.
'Natuurlijk, uwe hoogheid. Ik ben Amelia. Kan ik u ergens mee helpen?'
'Ten eerste, zeg maar gewoon Ruby, ik hou niet zo van formele benamingen. Mijn naam is goed genoeg. Ik heb die naam niet voor niets gekregen, toch?' Ze knikt snel en ik ga verder. 'Ten tweede zou ik het erg fijn vinden als je me de weg wijst naar een plek waar ik me kan verschuilen.'
'Verschuilen? Waarom dan, prin-, Ruby?'
'Jij hebt duidelijk niet naar de bijeenkomst gekeken,' mompel ik. 'Mijn neef, prins Bartholomeus, is de leider van de verzetsgroep en heeft het op de koninklijke familie gemunt en ik zou het fijn vinden als ik nog een paar jaar langer mag leven.' Ik kan het niet laten om geërgerd te klinken, ook al heeft dit meisje mij niks gedaan.
'Natuurlijk. Ik zal u meteen naar mijn huis brengen, daar zal hij u niet zoeken, denk ik.'