3.1 doolhof

255 23 7
                                    

En dan beginnen we beiden te rennen

Deze afbeelding leeft onze inhoudsrichtlijnen niet na. Verwijder de afbeelding of upload een andere om verder te gaan met publiceren.

En dan beginnen we beiden te rennen. Weg van de schoten. Weg van elkaar.

Ik ren klakkeloos een kant op, niet wetend waar ik uitkom. Je zou verwachten dat ik na bijna negentien jaar wel zou weten hoe het paleis gebouwd is, maar nog steeds verdwaal ik af en toe of ontdek ik een nieuwe kamer. En dat is nu niet anders. Ik kom uit in een lege gang. Ik ben er nog nooit geweest. Als ik voetstappen hoor, duik ik snel een kamer in.

Het blijkt een woonkamer te zijn. Er staat een bank en een televisie. Misschien is dit een kamer van een personeelslid. Er zijn drie deuren. Ik open de eerste deur, het verste weg van de muren van de gang. Een slaapkamer. Ineens klinken en schoten en ik verwacht dat ze elk moment de kamer in kunnen komen. Ik duik onder het bed en wacht af tot de schoten ophouden.

Een aantal keer haal ik diep adem. Ik moet wel. Ik moet tot rust komen, want als ik zo in paniek ben, kan ik niet helder nadenken en loopt het voor mij sowieso fout af. Ook als de schoten opgehouden zijn, blijf ik liggen om op adem te komen. Waarom leren ze mij van alles over het koninkrijk en over hoe ik het moet regeren later, maar niet over hoe ik moet vluchten van een verzetsgroep die mij wil vermoorden? En waarom heb ik geen gymlessen gehad waarin mijn conditie verbetert? Niet dat ik bewegen erg leuk vind, maar het zou nu wel handig van pas komen.

Ik lig al zeker vijf minuten onder het bed, als ik besluit dat ik het beste een paar dingen mee kan nemen uit de kamer die me misschien kunnen helpen overleven. Ik kom onder het bed vandaan en open de kledingkast. Ik zie een rugtas liggen en pak hem direct uit de kast. Daar kan ik de spullen in doen. Ik kijk snel de kamer rond, in de hoop nog iets te zien liggen, maar bedenk dan dat een personeelslid geen overlevingsmateriaal zal hebben liggen in zijn of haar kamer.

Ik doorzoek snel de andere twee kamers. In de badkamer vind ik een rolletje verband en dan ga ik door naar de tweede kamer. In het kleine keukentje pak ik een mes uit de lade. Je weet maar nooit wanneer die van pas komt. In de koelkast staan nog wat flesjes water en ik besluit er twee mee te nemen. Misschien ben ik wel voor dagen op de vlucht. Daarom neem ik ook nog wat energierepen mee uit een van de kastjes. Ik kijk de kamer nog eens rond. Heb ik echt alles waarvan ik denk dat ik het nodig heb?

Misschien ligt er wel ergens een lucifersdoosje of een aansteker. Die kunnen ook nog van pas komen. Nadat ik een doosje met lucifers heb gevonden en in de tas heb gestopt, besluit ik te gaan. Voor de voordeur van de kamer, blijf ik even wachten. Moet ik hier niet blijven wachten? Ze zijn hier al geweest en hebben niets gevonden, misschien ben ik hier veilig. Ik schud meteen mijn hoofd. Ik moet weg uit het paleis, want hier zullen ze me sowieso vinden. Ik moet hier weg, maar waar moet ik naartoe? Ik ken niemand bij wie ik kan schuilen.

Ik zet mijn oor tegen de deur en hoor geen mensen meer in de gang. Ik zet de deur op een kiertje open en kijk dan nog eens of de gang écht leeg is. Meteen daarna begin ik te rennen. Ik ren terug naar de kruising in de gang waar ik net was en ga dan links. Hopelijk leidt dit me naar buiten. Ik ren alsmaar rechtdoor, tot ik vreemde mannen in pakken zie lopen. Ik kan niet zien of ze te vertrouwen zijn of niet, dus ren de eerste gang in die ik zie.

Mijn God, dit paleis is een doolhof. Geen wonder dat ik soms verdwaal!

Ik zie de deuren die naar de balzaal leiden in zicht komen en weet waar ik ben. Vanaf hier weet ik de weg. Toch begin ik weer te twijfelen. Er zitten waarschijnlijk nog zoveel mensen vast in de zaal, maar ik kan niet zomaar naar binnen om ze te bevrijden. Ik weet bijna zeker dat er nog leden van de verzetsgroep binnen zijn om iedereen daar te houden.

Met pijn in mijn hart ren ik verder. Ik moet de uitgang bereiken zonder gepakt te worden. Het klinkt nu echt alsof ik in een reallife spel zit. Een soort tikkertje of verstoppertje, alleen dan gewelddadiger en staat er een leven op het spel. Mijn leven.

Bij de deur naar de grote ontvangsthal blijf ik staan. Wat als er iemand staat van de verzetsgroep? Ik kan het risico niet nemen en kijk door de sleutelgaten van de reusachtige deuren. Ik heb hier zo vaak doorheen moeten kijken als klein kind om te zien met wie mijn ouders aan het praten waren. Bij de hoofdingang staan twee gewapende mannen.

Tranen van wanhoop wellen weer op achter mijn ogen. Hoe moet ik ooit uit deze hel ontsnappen als elke doorgang geblokkeerd is? Ik zit gevangen in mijn eigen huis. Ik zucht diep om mijn kalmte te herpakken en ga dan naar de eerstvolgende uitgang. Ook daar staat iemand.

Zo gaat het nog drie keer, voor ik besluit mezelf te verstoppen in een klein kamertje waar een grote tafel met tientallen stoelen staan. Is dit een pauzeplek van ons personeel? Vermoeid zak ik neer op één van de stoelen aan het eind van de tafel.

Denk, Ruby, denk. Je hebt een plan nodig om hier ongemerkt weg te komen. Alle uitgangen waar ik het bestaan van weet, zijn beveiligd. Er is geen enkele mogelijkheid dat ik daar ongezien langs kom, dus ik moet iets anders bedenken.

Zodra het idee in mijn hoofd schiet, sta ik op. Ik weet waar ik nu ergens ben en ik weet ook dat het raam in deze kamer uitzicht biedt op de oceaan. Ik weet waar ik ben en hoe ik vanaf hier weg moet komen. En daarom heb ik het perfecte plan.

Als ik niet door de uitgang kan, dan moet ik er zelf één maken.

Snel het tweede deel van dit hoofdstuk. Geen idee wanneer, maar in ieder geval snel.

Ruby's CrownWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu