7.1 huis

154 28 4
                                    

Ik loop door het bos heen, zoekend naar een uitweg

Deze afbeelding leeft onze inhoudsrichtlijnen niet na. Verwijder de afbeelding of upload een andere om verder te gaan met publiceren.

Ik loop door het bos heen, zoekend naar een uitweg. Ik weet niet hoe ver ik al ben, maar ik weet de weg in ieder geval niet meer terug en daarom loop ik nu maar gewoon een kant op.

Op een gegeven moment wordt het pad waar ik op loop breder en uiteindelijk kom ik op een verharde weg. Nou ja, verhard, het is platgestampt zand met een kiezelsteentjes. Dit is de weg naast het paleis. Ik weet weer ongeveer waar ik ben! Ik spring snel weer op de fiets, die ik met moeite mee heb weten te sleuren door de lage struiken en uitstekende takken. Ik trap hard en hoop dat het einde van de weg snel in zicht komt.

Ineens schiet de gedachten in mijn hoofd dat Bartholomeus de hele buurt afzoekt naar troonopvolgers. Wat als hij zoekt op de plek waar ik naartoe ga en me vindt? Ik begin te twijfelen aan mijn keuze om te schuilen bij mensen, maar weet niet waar ik anders naar toe kan en fiets toch door. Om de moed in me te houden, adem ik een aantal keren diep in en uit.

In.

Uit.

In.

Uit.

Ik trap stevig door, in de hoop me te kunnen verschuilen in het dorp aan de andere kant van het bos. Na tien minuten zijn de gebouwtjes in de verte gegroeid tot leefbare woonruimten. Ik ben eindelijk in het dorpje. De straat voor mij is helemaal leeg. Iedereen heeft vast het nieuws gezien en niemand durft meer naar buiten tot alles is opgelost. In goede hoop besluit ik ergens aan te bellen. Als er niet wordt opengedaan, loop ik weg. Die zijn zeker niet thuis.

Ik bel aan bij een huisje verderop. Er wordt al snel geopend en geschrokken kijkt de man me aan. 'Kom binnen, hoogheid. Kom snel binnen.' Hij stapt uit de deuropening en ik ga snel naar binnen. De man neemt me mee naar de woonkamer, waar een vrouw en twee kleine kindjes op de bank zitten te kijken naar de televisie. Zodra de vrouw door heeft dat haar man weer terug is en haar blik op mij valt, staat ze geshockt op.

'Prinses.'

'Gaat u zitten, uwe hoogheid.' De man wijst met zijn hand naar een luxe stoel en ik ga zitten.

'Gaat het een beetje, uwe hoogheid?' Ik slik.

'Ja, het gaat. Bedankt dat ik binnen mocht komen.'

'Geen probleem. Het is een eer om u hier bij ons thuis te hebben. We hebben alles meegekregen op televisie, wat verschrikkelijk. Het spijt me van uw tante.' De vrouw kijkt me medelevend aan.

'Mijn tante?'

'O, u heeft het nog niet gehoord. Het spijt me, uw tante is vermoord.'

'Door wie? Zeg alstublieft niet mijn neef.' Ik zie haar kaken spannen en weet al genoeg. Ergens had ik de hoop dat mijn neef genoeg van zijn hart bezit dat hij zijn familie niet vermoordt, maar nu hij zijn eigen moeder heeft doodgeschoten, heb ik al mijn hoop opgegeven om er nog levend vanaf te komen als hij me vindt.

Zou oom Sarder al weten dat zijn zoon zijn vrouw heeft vermoord? Ik hoop aan de ene kant van wel, omdat hij het dan weet en geen twijfel meer heeft, maar aan de andere kant hoop ik van niet, omdat hij dan nog moed heeft om te vluchten, als hij niet al gepakt is. Hoe zou het met hem zijn?

En mijn ouders? Mijn moeder was nog in de zaal bij mijn tante. Zou ze gewond zijn? Alsjeblieft niet.

De tranen staan opnieuw in mijn ogen en de man haalt een glas water voor me, terwijl de vrouw een troostende hand op mijn schouder legt.

'Hoe is het met mijn moeder?' vraag ik zacht. Ik móet het weten, ook al wil ik het niet. Ik móet weten of ze nog leeft, waar ze is, of ze gewond is. De angst voor het antwoord is onbeschrijfelijk.

'Ze is gewond, maar niet dood. Mensen in de zaal hebben haar verzorgd en de ze verliest minder bloed. Ze kan alleen niet naar een dokter, omdat de deuren op slot zijn en bewaakt worden. Er kan niemand in of uit de zaal.'

Wat een hel is dit.

'Is er nog meer wat ik moet weten?' Erger dan dit wordt het vast niet meer, toch?

Nu is de man degene die het woord neemt. 'Nadat u bent gevlucht met uw vader en oom, is er niks meer van jullie vernomen. Ik weet niet waar uw vader en oom zijn en of ze nog in leven zijn. Prins Bartholomeus en zijn aanhangers zijn nu alle dorpen in de buurt aan het onderzoeken, maar ze zijn volgens mij maar met zo'n twintig man, dus snel gaat dat niet, aangezien er al vijf man in de zaal staan. Ze zijn nu in het dorp hiernaast aan het zoeken. Dit dorp is het volgende dorp vrees ik, dus hier kunt u niet heel lang blijven. Wel lang genoeg om even tot rust te komen en wat te eten.'

'Graag. Bedankt,' mompel ik beduusd. Ik moet alle informatie even op me laten inwerken, voordat ik weer helder na kan denken.

'Lust je wat saucijzenbroodjes? We hebben nog wat over van het middageten. Als je wilt, kan ik het opwarmen.' Ik knik dankbaar naar de vrouw en ze staat meteen op. Haar man blijft tegenover me zitten en haar kinderen kijken me met grote ogen aan. Ze zijn nog te klein om te begrijpen wat er gebeurt. Ik begrijp het zelf niet eens helemaal.

Dus mijn tante is dood, mijn moeder gewond, mijn vader en oom zijn verdwenen, misschien levend, misschien dood, mijn neef is op zoek naar mij om me te vermoorden en ik ben op de vlucht. Oké, dit is heel anders dan ik had verwacht van deze dag. Ik had verwacht dat dit een saaie dag zou worden, vol met koninklijke zaken en zakelijke mensen. En nu zit ik bij vreemde mensen in huis omdat ik anders vermoord word.

Mijn hoofd zit vol. Mijn hart is leeg. Wat moet ik nou doen? Wat kán ik doen?

Ruby's CrownWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu