XXXXI

240 9 4
                                    

Een week gaat snel voorbij, maar iedereen is op tijd klaar om te vertrekken op de grote jachtcampagne. Rolf leidt de enorme stoet, hij weet immers, waar hij naar toe moet gaan. Een lange karavaan volgt hem. En om de karavaan rennen de wolven van Orsin en Thyrza mee. Ze zijn uitgelaten, want ze houden ervan om weer op reis te gaan. En de meesten hebben zich al vertrouwd met de mensen. Slechts de enkele wolven, die tijdens de laatste keer zijn gebleven om deel te maken van de roedel van Orsin en Thyrza, zijn nog wat terughoudend. Maar gedurende de tocht raken ze langzaam maar zeker vertrouwd met de mensen. Rolf ziet het met genoegen, want dat betekent, dat men zich wederzijds accepteert. En dat maakt het voor Rolf een stuk gemakkelijker. Maar na vijf lange dagen, de tocht duurde toch langer, komen ze aan bij de grote vallei. Rolf houdt halt bij de berg, die het bos van de vallei scheidt.

'We zijn er.'

Iedereen kijkt hem verbaasd aan. 'Hoezo, we zijn er? Waar is die veel besproken vallei van je?'

'Aan de andere kant van deze berg. Maar het is beter, om hier ons kamp op te slaan. Hier is hout en beschutting van het bos. Bovendien zal er in het bos wellicht ook al ander eten te vinden zijn. Later kunnen we met de sledes over het pad naar boven gaan. Het is niet al te steil en goed begaanbaar.'

Iedereen is blij, dat ze er eindelijk zijn, maar hoe moe ze ook zijn, ze willen wel eens zien, wat er waar is van de woorden van Rolf. Want ze hebben immers een grote afstand afgelegd, terwijl ze niet eens zeker wisten of er ook wel iets was.

Ze leggen hun spullen op de grond, en Rolf neemt ze glimlachend mee de berg op. Eenmaal boven wacht ze een verbijsterende aanblik. Een enorme vallei, en zover ze kunnen kijken staat er dieren. Met open mond van verbazing staat iedereen te kijken en Rolf grijnst.

'Heb ik nu teveel gezegd? Is dit niet een overvloed?'

Hallvor kan amper iets zeggen van verbazing. 'Nee, dit is zelfs nog meer, dan ik me had kunnen dromen, Rolf! Maar hoe komt het, dat we dit niet wisten? Ik bedoel, we zijn wel eens vaker zo ver van huis gegaan om te jagen. Maar zo'n vallei als dit, dat kun je toch niet verborgen houden?'

Rolf lacht en zegt: 'Bekijk de vallei nog eens beter, Hallvor. Bekijk vooral de gangen, waardoor ze naar buiten of naar binnen moeten.'

Hallvor kijkt nog eens rond en dan ziet hij het. 'Er zijn maar twee ingangen!'

Rolf knikt. 'Eigenlijk drie, dit is er ook een, maar een stuk kleiner. Maar ideaal voor ons. Hier kunnen we gemakkelijk de vallei in en ook weer eruit.'

'Niet te geloven! Nu begrijp ik wel, waarom je het erover had om eventueel naar hier te verhuizen.'

De mensen kijken opeens verbaasd op. Hiervan wisten ze nog niets.

Ze vragen: 'Wat bedoelde je daarmee, Hallvor?'

Hallvor beseft dat hij te veel heeft gezegd en besluit dan maar open kaart te spelen.

'Rolf heeft gezegd, dat hij overweegt naar hier te verhuizen, omdat hij geen toekomst ziet in het dorp waar we nu wonen. En nu ik dit hier zie, begrijp ik hem wel. Dit maakt het gebied om ons huidige dorp nietig. Dit hier is een rijkdom van ongekend formaat! Bedenk je eens wat voor mogelijkheden we hier zouden hebben! Ik zie daar een bron, en daarachter zelfs een rivier! Hier zijn bomen, die veel langer zijn, dan rondom ons dorp. En ik denk dat er daar in die rotsen ook nog wel eens ijzer zou kunnen zitten. We zouden hier met gemak het rijkste dorp van het gewest kunnen worden!'

'Wil je dan het dorp gaan verhuizen?'

'Daar zouden we dan over moeten gaan praten. Eerst maken we het kamp en dan gaan we eerst jagen. Met lege maag is het moeilijk praten, of niet?'

ÚlfrWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu