Hoofdstuk 19

3 0 0
                                    

Ik word wakker in een ziekenhuisbed. Het is stil. De lichten zijn aan en ze kleuren de witte kamer een beetje geel. Ik sluit mijn ogen en denk aan de gebeurtenis van vannacht. Ik zucht. Gevaarlijk. Ik open geschrokken mijn ogen. 'Wie is daar?' geen antwoord. Dodelijk. Ik ga rechtop zitten en kijk om me heen. 'Wie is daar?!' herhaal ik. Ik kijk naar rechts en schuif de gordijn om mijn bed een beetje opzij. 'Er is daar niemand.' Ik schrik me kapot en draai me om. Ik sta naast mijn bed. Ik kijkt mij recht in mijn ogen aan. 'Wie ben jij?' vraag ik. 'Ik ben jou.' zegt ze. 'Alleen veel beter.' Ik begrijp er niks van. 'Wat bedoel je?' Ze lacht. Of moet ik zeggen ik lach? 'Ik snap mezelf tenminste.' zegt ze. Ik begrijp het nog steeds niet. Ze zucht. 'Kijk, dat bedoel ik nou. Ik weet dat ik gevaarlijk ben, maar jij blijft het ontkennen.' Ik kijk haar verontwaardigd aan. 'Ik ben niet gevaarlijk.' 'Oh nee? Zij denken daar heel anders over.' ze wijst naar het einde van mijn bed. Ik volg haar blik en deins achteruit. Mich, mijn ouders en de mensen die ik gedood heb tijdens het spel staan daar. Ze zijn allemaal dood en kijken me met een levenloze blik aan. Mich heeft nog steeds het mes in zijn rug, mijn ouders hebben een schotwond in hun voorhoofd en de personen die ik gedood hebben hebben ook nog hun wonden.

'Als jij er niet geweest was, zou ik nu nog leven.' zegt Mich monotoon. 'Het is jou schuld dat wij dood zijn.' zegt mijn vader. 'Ja, we waren gelukkig voordat jij kwam.' vervolgd mijn moeder. 'Jij hebt ons van onze familie en vrienden afgenomen.' zeggen de jongen en het meisje tegelijk.

'Zie je, je bent gevaarlijk, dodelijk.' zegt ik tegen me. 'Iedereen die jij lief hebt, die bij jou in de buurt komt, gaat dood. En dat heb je allemaal aan jezelf te danken.'

Ik word wakker en hap naar adem. Ik schiet omhoog en kijk om me heen. Ik lig gewoon in mijn eigen bed in ons appartementje. Er staat niemand naast me. Opgelucht laat ik me weer op bed zakken. 'Het was gewoon een droom.' mompel ik tegen mezelf. Het zweet gutst over mijn rug en voorhoofd. Als er op de deur van mijn kamer word geklopt, kijk ik op. 'Binnen.' Thomas, Meira en Andy komen de kamer in gelopen. Ze gaan naast me op bed zitten en kijken met aan zonder iets te zeggen. 'Wat?' Meira zucht en zegt dan, 'Hoe voel je je?' Ik denk weer aan mijn droom. 'Ja.' lieg ik en tover en nep glimlach op mijn gezicht. Ze kijken me allemaal aan alsof ze me niet geloven, wat ze waarschijnlijk ook niet doen. Ik stop met glimlachen en kijk naar mijn knieën. 'Wat is er aan de hand?' Ik kijk niet op en antwoord alleen zacht. 'Er is niets.' Weer stil. Gelukkig gaan ze er niet verder op in. 'Ik ga ontbijt maken.' Ik wurm me tussen de andere door en ga naar de keuken.

Ik ben net bezig om eieren te kloppen als de anderen mijn kamer uit komen. 'Brooklyn,' begint Thomas. Ik kijk op. 'Je weet dat het drie uur s'middags is toch?' Maakt Andy zijn zin af. Oh, eeehm nee. 'Tuurlijk, ik heb gewoon honger.' lieg ik en ik leg de eieren die nog heel zijn terug in de doos.

Ik loop met de gebakken eieren en een broodje naar de bank en duik onder een denken. Binnen tien minuten heb ik alles naar binnen gewerkt. Ik loop naar de wasbak in de keuken en begin het bord af te wassen. Ik voel hoe drie paar ogen me aan staren. Langzaam draai ik me om. Thomas, Meira en Andy kijken me allemaal een beetje geschokt aan. 'Hoe kan je zo kalm zijn?' vraagt Thomas. Ik kijk hem strak aan. 'Waarom denk je da ik kalm ben.' zeg ik met een stem die trilt van angst en woede tegelijk. Ik blijf hem voor een minuut aan kijken en ga dan weer verder met mijn bord afwassen. Het wondje in mijn vinger van gisteravond prikt van het zeep. Ik droog mijn handen af en loop naar mijn kamer. Daar pak ik mijn sporttas en ga de deur uit.

Het is rustig op de gangen. Ik kom geen enkel persoon tegen terwijl ik naar de sportzaal loop. Eenmaal aan gekomen dump ik mijn tas op een bankje bij de boksballen en wikkel mijn handen in steunverband. Ik oefen mijn slagen en schoppen terwijl ik mijn droom weer voor me zie. De mensen die ik vermoord heb, Mich met die levenloze blik en mijn ouders die mij van hun dood beschuldigden. Er rolt een enkele traan over mijn wang.

'Gaat het wel een beetje?' Ik doe mijn ogen open en stop met slaan. Happy kijkt me aan. 'Ja,' zeg ik terwijl ik de traan van mijn wang veeg. 'Het gaat prima.' Ze kijkt me met een wantrouwende blik aan. 'Oké, als jij het zegt.' Ik loop naar het bankje om uit te rusten. Als ik mijn fles zoek voel ik dat Happy naast me neer poft. Het is een tijdje stil. Dan zegt ze ineens, 'Ik weet niet wat er tussen jou en Mich speelde, maar je moet een ding onthouden, zijn dood is niet jouw schuld.' Ik kijk haar aan. 'Hoe weet je dat?' vraag ik. Ze glimlacht. 'Heb je hem geforceerd om naar dat verlaten huis te gaan?' 'Nee.' geeft ik toe. 'Heb je hem geforceerd om met Micheal mee te werken?' 'Nee.' Ze legt een hand op mijn been en zegt dan, 'Hoe kan het dan jou schuld zijn?' en dan loopt ze weg.

Test Projects (deel twee van de broken arrows triologie)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu