Hoofdstuk 25

3 0 0
                                    

Ik slaap onrustig. Om de zoveel tijd word ik met een schok wakker en lig dan twintig minuten te woelen op de harde grond van de kamer. 

s'Ochtends krijg ik een klein ontbijt op een dienblad. Ik stort mezelf weer op mijn eten. Ik verga van de honger. Als ik mijn gammele ontbijt op heb word het dienblad weer door de vrouw opgehaald. Ik heb haar goed bekeken elke keer dat ze binnen kwam. Ze is duidelijk bang voor me. Misschien komt dat omdat ik nog steeds opgedroogd bloed op mijn gezicht heb. 

Ik zit de hele dag in mijn kamer. Er komt niemand om me op te halen voor een of andere test of marteling of wat het dan ook is. Ik mag twee keer per dag naar de wc. Dan word ik onder schot naar de badkamer aan het eind van de gang begeleid en krijg ik een kwartier om mezelf te wassen of om naar de wc te gaan. 

De dagen gaan voorbij en ik verlies elk gevoel van tijd. Er zitten geen ramen noch een klok in mijn kamer. Het enige wat ik heb zijn die kettingen en daar heb ik niet veel aan. Ik heb het gevoel dat ik hier een week ben, maar het kan ook een dag zijn, twee weken of zelfs een maand. 

Ik zit opgekruld in een hoekje als er een bewaker binnen komt. Hij is helemaal alleen. Dit is mijn kans. Ik ga recht staan en hij komt op me afgelopen. Hij is duidelijk niet bang voor mij. Hij beent op me af en komt uitdagend dicht bij me staan. 'Ik moest je mee nemen naar het lab voor verdere onderzoek.' zegt hij ongeïnteresseerd. 

Als hij zo dicht bij is dat ik hem een knuffel zou kunnen geven zet ik de aanval in. In een beweging spring ik op zijn rug waarbij ik de kettingen om zijn nek draai. Ik laat me van zijn rug vallen waardoor de kettingen strak trekken. De man worstelt haast geluidloos met de kettingen en zakt langzaam op een knie. Na een paar seconden word zijn lichaam slap en valt hij voorover op de grond. 

Voor de zekerheid houd ik de kettingen nog even gespannen, maar laat ze dan los. Ze hebben diep in mijn polsen gesneden, die toch al verwond waren. Ik zoek in zijn zakken naar een sleutel voor het slot op de kettingen. Na alle zakken doorzocht te hebben vind ik de sleutel natuurlijk in de laatste die ik doorzoek. Ik maak het slot open en maak mijn polsen los. Dan tast ik naar zijn wapen. Hij heeft een pistool op zijn heup. Zo te zien is het een CZ shadow 2. Ik check het magazijn en zie dat hij nog vol zit met kogels. Ik steek het pistool achter mijn riem, tegen mijn rug en hang mijn wijde shirt erover heen. 

Ik sluip richting de deur van de kamer. Hij staat nog wijd open. Voorzichtig kijk ik om het hoekje. Er is niemand. Hoe kan dit zo simpel zijn? Ik denk even over de vraag na, maar bedenk dan dat ik het niet erg vind als ik makkelijk kan ontsnappen. Het enige probleem is dat ik geen idee heb waar ik heen moet. 

Ik loop de kamer uit. Voor de zekerheid pak ik het pistool en haal de veiligheidspin eraf. Ik loop geluidloos door de gangen. Telkens als ik bij een hoek kom druk ik mezelf tegen de muur en kijk voorzichtig om het hoekje. Ik kom tot nu toe nog niemand tegen. 

In de verte hoor ik voetstappen. Ik haal diep adem. Wat nu? Ik kijk in paniek om me heen. Er is niks waar ik me in kan verstoppen. Dan valt mijn oog op een ventilatieschacht. Ik kan er alleen niet bij. Ik spring een paar keer hoog genoeg om het rooster open te krijgen, maar kan mezelf niet vast pakken. Dan krijg ik een idee.

Ik neem een aanloop en spring tegen de muur op. Gelukkig is deze gang niet zo breed, anders had het niet gewerkt. Met de kracht waarmee ik tegen de muur op kom, zet ik me af en spring omhoog naar de andere muur. Dit doe ik nog een keer. Met de volgende sprong grijp ik de rand van de nu open ventilatieschacht. 

Wanneer ik spring weet ik dat er iets fout gaat. Ik graai mis en weet mezelf met een hand op te vangen. Aan een hand bungel ik aan de ventilatieschacht. Ik zwaai mijn andere hand omhoog en grijp ook daarmee de rand vast. Ik ben de kracht van mijn sprongen verloren, en nu word het moeilijker om mezelf op te trekken. Ik zet al mijn kracht in om boven te komen.

In de schacht is het stoffig. Ik lig op mijn buik in de schacht. Mijn benen steken nog naar buiten. Ik trek ze de schacht in. Voorzichtig doe ik het rooster weer op zijn plek, op het moment dat de evil doctor en een bewaker de gang in komen. 'Waar blijft hij nou met die meid? Hij had er al lang moeten zijn.' mompelt de evil doctor geërgerd. 'Ik weet het niet baas.' antwoord de bewaker. 'Nou, ga dan kijken! Ik ga alvast naar het lab.' schreeuwt de evil doctor. De bewaker snelt zich de gang door terwijl de evil doctor de andere kant op loopt. 

Dit is niet goed. Zo meteen komen ze erachter dat ik ben ontsnapt en dan gaat iedereen naar me opzoek. Ik moet maken dat ik weg kom en snel ook. 

Als ik zeker weet dat ze weg zijn haal ik het rooster weer weg. Ik laat me met mijn voeten eerst naar buiten glijden. Zodra mijn benen in de lucht bungelen, voel ik dat iemand een harde ruk aan mijn enkels geeft. Ik slaak een gil terwijl ik naar beneden stort. Met een harde klap kom ik op de grond terecht. Ik krabbel omhoog en zie Micheal en zijn handlanger met de zware stem staan. Ze grijnzen allebei gemeen. 'Kijk eens wie we daar hebben.' zegt Micheal. 'Als dat onze lieve Brooklyn niet is. Ik hoorde dat de dokter naar je opzoek is. Nou, laten we je dan maar naar hem brengen.'

Test Projects (deel twee van de broken arrows triologie)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu