22

228 7 0
                                    

Ik zag het bankje. Hij zat erop en leunde naar achter. Hij zat precies in een straal licht die tussen de bladeren door viel. Zijn haar voor zijn ogen. Hij deed niks. Rookte niet. Zat niet op zijn telefoon. Ik voelde de 100 vlinders in mijn buik tot leven komen. Mijn keel werd droog. 10 meter voor het bankje bleef ik staan.

Eindelijk keek hij op. 'Amélie.' Fluisterde hij. Ik knikte. Kon het niet opbrengen te lachen. Maar bij zijn blik alleen op mij gericht voelde ik me eindeloos gelukkig. Hij stond op en liep naar me toe. Hij liep voorzichtig alsof de grond van glas was. Zo liep hij altijd als hij zenuwachtig was. Ik keek hem aan. Smolt in zijn ogen. Maar ik schudde het fijne gevoel van me af. En toen hij vlakbij was zette ik een pas naar achter. Weg van hem. Weg van dat fijne gevoel. Er daalde een ijskoude lucht op me neer. Hij keek me aan en knikte ten teken dat hij het snapte. Op mijn hoede liep ik met hem mee naar het bankje. Maar zodra we zaten viel de ijskoude lucht van me af. Ik werd verwelkomd in de rozige wereld van de liefde. Shit schoot het door me hoofd. Ik kneep mijn ogen dicht. Maar ik kreeg de inmiddels miljoen vlinders niet tot bedaren.

Ik trilde als een rietje. 'Amélie.' Begon hij. Hij sprak mijn naam zacht en teder uit. Toen drong het tot me door dat naast me. Niet de badboy van de school zat. Maar mijn vriendje van 1 week en 3 dagen geleden. En het besef dat hij dus nog steeds zo was en niet alleen een badboy. Deed me naar adem happen.

'Het spijt me.' Wist ik uit te brengen. Even was hij van stomheid geslagen. Zijn wenkbrauwen schoten bijna van zijn voorhoofd af. 'Van die klap.' Verduidelijkte ik hem. Maar mijn stem was onbetrouwbaar en schoot de hoogte in. Hij schudde zijn hoofd. Hij wist precies welk effect hij op me had. Maar ik kreeg niet de gelegenheid me daaraan te storen. Want hij begon te praten.

'Mag ik het uitleggen?' Vroeg hij. Ik durfde niet te praten. Bang dat mijn stem me weer in de steek liet. Dus ik knikte. 'Weet je nog die dag. Die dag voordat.' Hij stopte en slikte. Ik zag zijn houding veranderen. Van zorgzaam naar bang. De randjes van zijn ogen kleurde donker. Zijn ogen waren bruin. Maar als je goed keek zat er ook blauw in aan de randen waren er groene tinten. En reken maar dat ik er goed naar gekeken had. Ik rilde weer. 'De dag voordat.' Hij haperde weer. 'De dag voordat ik het uitmaakte.' Ik keek hem aan. Zijn handen trilde. Ik had de sterke neiging ze vast te houden maar wist me te bedwingen. Hij had met een ander. Bij die gedachten kromp ik ineen. Hij praatte verder en staarde glazig naar mijn handen. Ik voelde dat hij terugging in de tijd. Naar die dag.

'Ik liep mijn broers kamer binnen. Hij blowde. Dat wist ik. Maar wat in de zakjes zat die hij op zijn bureau had was geen wiet. Het was coke zag ik. En hij vertelde met tranen in zijn ogen dat het hem speed en dat hij snel zou stoppen. Ik vroeg met wat. Hij dacht dat ik het al wist. Met dealen mompelde hij. Ik sloot me die dag op in mijn kamer. Ik kon het amper verwerken. Bij het avond eten zei mijn broer dat we van het leven moesten genieten. Ik had geen idee waarom hij dat zo plotseling zei. Maar ik vermoedde dat hij op zijn handeltje doelde. Die avond kwam hij mijn kamer in. Ik word ooit vastgezet zei hij. Maar wil je tot die tijd mijn beste vriend en broertje zijn.' Zijn stem was de lucht in geschoten. Hij haalde even adem. 'Ik besefte dat ik er altijd voor hem wou zijn. En zeker als hij er bijna niet meer was. Want hoe hij praatte over vastzitten. Het leek alsof hij al wist dat het ging gebeuren. Niet eens de moeite nam het te voorkomen. De volgende dag ging ik samen met hem gamen. En ik besefte hoe erg ik hem zou missen. Toen fietste ik naar jouw. Ik wou eigenlijk een pauze. Om alles te verwerken. Maar toen ik voor je deurstond kon ik je het niet aan doen.' Hij keek me doordringend aan. 'Ik wou niet dat je bleef hopen dat ik terug zou komen. Ik wou dat je verder zou leven en gelukkig zou zijn. Dan kon ik lijden met mijn broer. Ik wou niet dat je daar de dupe van was.' Zijn stem brak. Mij duizelde het. Hij praatte verder. 'Ik leende de kleren van mijn broer toen ik die dag naar school ging en nam een oud pakje sigaretten mee. De jongens van de school omarmde me maar wat graag. Ik probeerde niet meer op jouw te letten. Maar ik zag hoe je stuk ging van verdriet en daarna van woede. Je probeerde me te negeren en dat lukte ook. Maar ik kon er niet tegen. Ik kon niet tegen het leven zonder jouw.'

MemoriesWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu