2

709 48 4
                                    

'Geschiedenis!' roept Roos door de gang waardoor een aantal kinderen ons raar aankijken. Ik leg snel een hand op Roos' mond. 'Sshh! Niet zo schreeuwen.' Roos grinnikt. 'Sorry, maar ik heb zin in geschiedenis.' Ik schud mijn hoofd. 'Hoe kan dat?' vraag ik, 'je haat geschiedenis.' 'Nu niet meer,' zegt Roos grijnzend. Ik trek een wenkbrauw op. 'Kan ik kijken naar jouw rode kop,' zegt ze grijnzend. 'Shut up,' zeg ik. We lopen het geschiedenislokaal binnen en ik zie dat Jace er al zit. Roos ziet het ook en kijkt me grijnzend aan. 'Veel plezier,' fluistert ze terwijl ze naar haar plaats loopt. Ik haal diep adem en loop naar mijn plaats toe. Ik pak mijn boeken en mijn etui (waar nog steeds konijntjes op staan) en leg ze voor me op de tafel. Ik haal een hand door mijn haar en hoop dat het er niet uitziet als een vogelnest. 'Het zit prima hoor.' Ik kijk Jace aan. 'Oke thanks,' zeg ik bijna onhoorbaar, waardoor ik mezelf wel voor mijn hoofd kan slaan. Kan mijn stem dan ook nooit normaal doen in de buurt van een knappe jongen? Ik draai mijn hoofd waardoor ik weer naar voren kijk. 'Oké allemaal, we gaan beginnen. Meneer Johnsen, pak jij ook even je spullen?' de leraar kijkt Jace vragend aan. Jace zucht en pakt zijn zwarte Eastpack rugzak. Hij haalt zijn boeken uit zijn tas en legt ze voor hem op tafel. De leraar kijkt hem tevreden aan en begint met zijn les. Ik kan mijn aandacht er niet erg bijhouden. Ik denk de hele tijd aan de halve meter die Jace en mij van elkaar scheidt. Wat nou als hij dichterbij zou gaan zitten? Ik krijg het al benauwd bij het idee. 'Meneer Johnsen en mevrouw Sanders,' roept de leraar ineens. Ik schrik op en kijk hem aan. 'Waarom maken jullie geen aantekeningen?' Ik voel dat ik rood begin te worden en buig me gelijk over mijn schrift heen. 'Meneer Johnsen?' de leraar kijkt Jace vragend aan. 'Ik heb geen pen,' zegt hij. De leraar zucht en mompelt iets. Waarschijnlijk iets zoals 'er is altijd wel iets met die jongen'. 'Mevrouw Sanders, zou jij zo vriendelijk willen zijn om meneer Johnsen een pen te lenen?' Ik knik en pak een pen uit mijn etui en geef hem aan Jace. Als hij de pen aanpakt, raakt hij met zijn vingertoppen mijn hand aan en ik voel een schok door mijn lichaam heengaan. Ik voel het bloed naar mijn wangen stijgen en buig me dus weer over mijn schrift heen om de aantekening van het bord over te nemen. Als de bel gaat, haast ik me snel naar buiten toe waar Roos al staat te wachten. Ik trek haar mee naar de kluisjes. 'O mijn God, dat was zó gênant!' zeg ik. Roos grinnikt. 'Viel best wel mee,' zegt ze. Als de tweede bel gaat, willen we naar de volgende les lopen, als iemand me aantikt. Ik draai me om en kijk in de zee blauwe ogen van Jace. 'Hier, je pen,' zegt hij en hij geeft me mijn pen terug. Ik mompel (een minuut te laat) een 'dankjewel' en draai me dan om naar Roos. 'Jij bent écht verliefd,' grinnikt ze. Ik draai met mijn ogen en trek haar mee naar wiskunde. We komen net op tijd en gaan op een lege plek zitten. 

Na een saaie verdere schooldag, fietsen Roos en ik naar huis toe. Als ik thuiskom zie ik dat er een aantal auto's staan die er normaal niet staan. Ik zet mijn fiets tegen de poort aan en wil naar binnen lopen, als een brede man in het zwart me tegenhoudt. 'Je mag hier niet naar binnen.' Ik kijk hem verontwaardigd aan. 'O jazeker wel,' zeg ik en ik wil verder lopen, maar de man pakt me bij mijn arm vast. 'Dat dacht ik niet.' Ik voel dat ik boos begin te worden. 'Ik woon hier ja?!' roep ik en ik ruk me los. 'Dat zeggen ze allemaal,' zegt de man en hij tilt me op en zet me buiten de poort neer. Hij doet de poort op slot. Lekker dan, opgesloten buiten je eigen huis. Ik zucht en ga voor de poort zitten. Als ik beltegoed had, had ik mijn ouders gebeld, maar ik heb mijn laatste beltegoed verspild aan het bellen met Roos. Ik leun tegen de poort aan en pak uit mijn tas mijn oortjes. Ik plug de ene kant in mijn mobiel en stop de oortjes in mijn oren. Ik zet 'This Is How We Do' van Katy Perry op en neurie mee met het liedje. Als na een halfuur mijn ouders nog niet naar buiten zijn gekomen, sta ik op en loop om het huis heen. Ik kijk of er een plek is waar ik over de poort heen kan klimmen, maar kom erachter dat de poort veel te hoog is. Ik wil de hoop opgeven, als ik ineens een gat in de poort zie. Ik loop er naartoe en zie dat het gat net groot genoeg is dat ik er doorheen pas. Ik gooi mijn tas eerst door het gat heen en kruip er daarna zelf doorheen. Gelukt! Ik zucht opgelucht en loop voorzichtig naar de zijkant van het huis. De bewaker staat er nog steeds. Ik loop op mijn tenen naar de voordeur toe, maar stoot mijn teen tegen een steen. 'Au!' roep ik en ik grijp naar mijn voet. Gelijk rent de bewaker naar me toe en tilt me op. 'Wat zei ik? Je moest buiten de poort blijven!' roept hij boos. 'Mam!' gil ik. 'Pap!' De bewaker legt een hand op mijn mond en ik begin tegen te stribbelen, maar de bewaker is veel te sterk. 'Wat is hier aan de- Noa?' Ik kijk op en zie mijn moeder in de deuropening staan. 'Laat haar los,' zegt ze tegen de bewaker, die gelijk haar bevel opvolgt. Ik trek mijn shirt naar beneden en kijk de bewaker boos aan. Dan draai ik me om naar mijn moeder. 'Deze man hier, heeft me een halfuur buiten laten staan wachten!' roep ik terwijl ik naar de bewaker wijs. Mijn moeder zucht. 'George, dit is Noa, mijn dochter,' zegt ze, 'ik heb het je verteld. Ik heb je zelfs een foto laten zien!' Ik zie George zijn schouders ophalen. 'Ze had iemand kunnen zijn die zich vermomd had als uw dochter.' Ik draai met mijn ogen en besluit om zijn opmerking te negeren. Ik loop boos naar binnen toe. Ik gooi mijn tas in de hoek van de hal en loop naar de keuken toe. Ik sla de deur extra hard dicht. 'Doe eens wat zachter!' hoor ik mijn vader vanuit de woonkamer roepen. Ik zucht, draai met mijn ogen en voel dat ik nog bozer begin te worden. Kan hij dan niet even normaal doen? Ik heb net een halfuur in de kou moeten zitten en hij zeurt over de deuren. Ik open boos de kamerdeur en wil wat tegen mijn vader uitvallen over dat hij normaal moet doen, als ik ineens zie wie er naast mijn vader zit. Ik knipper een paar keer met mijn ogen en ben ineens niet boos meer. Sterker nog, ik voel dat ik begin te glimlachen. Die glimlach verdwijnt gelijk als ik merk dat mijn haar door de war zit, mijn kleren niet heel schoon meer zijn en hoe ik me net heb gedragen. Ik zie dat de bruinharige jongen naast mijn vader opstaat en naar me toe loopt. Hij steekt zijn hand uit en met open mond schud ik zijn hand. 'Austin,' zegt de jongen, 'Austin Mahone.'

----------------------------------------------------------------------------------------------------------

Hey guys, sorry dat het zo'n kort hoofdstuk is, maar ik moest gewoon even updaten. Ik hoop dat jullie het wel een leuk hoofdstuk vinden. Ik heb erg mijn best gedaan. 

xxxx

ChangeWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu