18.

323 13 0
                                    

'Hee brugpieper! Waar gaan die korte beentjes naar toe?'

De persoon die ik op het moment misschien wel net zo haat als mijn broer en zusje, is Rory, en natuurlijk was hij precies net vrij van school om nu naast me te kunnen komen fietsen.

'Ga weg!' Boos veeg ik een traan die drie seconden geleden mijn oog verlaten heeft weg, en went ik mijn hoofd de andere kant van hem op.

'Wat is er?'

'Jij bent er en dat is kut!' Schreeuw ik. 'En Alaina is kut, en Chris is kut, en mijn moeder is kut en de hele wereld is kut!'

'Wil je erover praten?' Vraagt hij spottend.

Ik steek mijn middelvinger naar hem op en snelwandel het bos in.

'Volg me niet!' Snauw ik stampvoetend. 'Zo wel breek ik je kaak.'

'Daar kom je niet eens bij.'

Nog een middelvinger gaat de lucht in en ik loop stug verder, maar hoor ook het gepiep van zijn kettingkast met me mee gaan.

Ik ga stil staan en draai me naar hem om, waarna ik hard tegen zijn band en spaken trap. 'Als jij hier nooit heen was verhuisd en nooit tegen me aan was gelopen, was mijn leven veel beter! Ga alsjeblieft terug naar waar je vandaan komt!'

'Laat mijn fiets hier buiten.' Hij gooit zijn fiets tegen de grond en gaat voor me staan waarna hij naar beneden kijkt om oogcontact te kunnen maken.

Ik sla met mijn vuisten tegen zijn buik, borst, armen en af en toe rijk ik uit naar zijn gezicht. 'Ik haat je! Ik haat je! Ik haat je!'

Na een minuut of twee pakt hij met zijn grote handen mijn armen vast en voel ik me weer hetzelfde als net tegen de muur.

'Laat me los!' Schreeuw ik.

'Eerst kalmeer je.' Antwoord hij zuchtend.

'Nee! Laat me los!'

Tot mijn verbazing verdwijnen zijn handpalmen van mijn huid en kan ik weer weg lopen maar ik blijf staan. Ik knijp mijn ogen tot spleetjes en ondanks dat ik graag wil weten waarom hij me los liet, draai ik me om en stampvoet ik verder.

'Wat is überhaupt je plan? Weglopen van huis op je zestiende?' Roept hij me na.

Ik stop even en draai me om. 'Bemoei je met jezelf. Wij zijn geen vrienden, ik vind je niet eens aardig.'

'Je moet het zelf maar weten.' Hij haalt zijn schouders op terwijl zijn handen in zijn zakken zitten. 'Maar ik weet wel dat je niet zo ver komt met alleen een rugzakje vol kleding en een slecht humeur.'

'Nou sorry hoor, als je broer en zus je haar proberen af te knippen om jou, dan vind ik dit een betere oplossing!' Bozig zet ik mijn handen in mijn zij.

'Hoezo om mij?' Vanaf deze afstand zie ik hem alsnog zijn wenkbrauwen fronsen.

'Omdat iedereen vet panisch me heel de tijd vraagt of ik je leuk vind, of ik gevoelens voor je heb en wanneer die komen!' Boos stampvoet ik op de grond. 'Ik vind je niet leuk en dat gaat nooit gebeuren. Iedereen moet stoppen met zeiken.'

'Ik snap ook niet waarom iedereen je dat vraagt.' Hij haalt zijn schouders op en staart richting de grond. 'En ik vind het naar voor je dat je broer en zusje je zo behandelen. Klinkt best psychopatisch.'

'Precies!' Ik gooi opgelucht mijn armen in de lucht en laat deze tegen mijn lichaam kletsen.

Het blijft stil en ik trap wat tegen takjes aan terwijl ik ondertussen langzaam kalmer begin te worden.

'Maar je gaat dus nu in het bos wonen?' Hij lacht even en kijkt weer omhoog.

'Misschien.' Ik haal mijn schouders op en ga op de zijkanten van mijn voet leunen.

'Heb je zin in appeltaart?' Vraagt hij dan.

Ik kijk hem met een verbaasde blik op mijn gezicht aan. 'Appeltaart?'

'Woensdag is appeltaart dag bij mij thuis.' Antwoord hij alsof het de normaalste zaak van de wereld is.

'Sure.' Zeg ik daar weer op, en ik loop naar hem toe. 'Heb je een appeltaart in je tas?'

Hij schud zijn hoofd. 'Nee, thuis wacht een appeltaart op me. Wil je mee?'

Ik maak een nadenkend geluid.

'Tenzij je liever door het bos loopt en geprikt door een mug ofzo.'

'Oké ik ga wel mee.' Mompel ik, en hij tilt zijn fiets op en draait deze richting de normale weg.

'Spring je achterop?' Vraagt hij, nadat hij zijn been over de fiets heeft gezwaaid en op zijn zadel zit.

Ik knik als antwoord en sla mijn been over de bagagedrager om daar vervolgens ongemakkelijk op te gaan zitten.

Het is best hoog voor iemand met zulke kleine beentjes als ik.

Hij begint te trappen en de fiets kom in beweging, waarna hij deze de normale weg met daadwerkelijk asfalt op stuurt.

'Niet zo wiebelen.' Zegt hij, als de fiets heen en weer gaat.

'Ik wiebel niet!' Antwoord ik beledigd.

'Waarom voel ik je dan bewegen?'

'Ik doe een gratisappeltaartdansje.'

Forgotten Feelings || REDNAVEIWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu