Hoofdstuk 37

837 47 10
                                    

Ik hoorde de wekker piepen en sloeg erop zodat hij uit zou gaan. Het was twee uur. Over een uur zou mijn trein vertrekken. Zo zachtjes mogelijk stapte ik uit bed en trok ik mijn kleding aan. Ik controleerde nog even of ik alles wat ik mee wilde hebben bij me had. Ik deed alle lichten uit en deed de deur achter me dicht. Ik plakte een briefje op de deur waarop stond dat ik was gaan wandelen. Ik bleef even staan om te luisteren of ik ook geluid hoorde uit Jaspers kamer. Maar ik hoorde alleen maar stilte. Zachtjes liep ik naar de lift. Pas toen de deuren zich achter me sloten kon ik weer opgelucht adem halen. Ik liep door de lobby van het hotel, knikte even vriendelijk naar de receptionist en liep naar buiten. Gelukkig was het station maar een paar straten verder op. Hoe verder ik bij Jasper vandaan was hoe zekerder ik was dat het zou lukken. Om kwart voor drie stond ik op het perron te wachten op mijn trein. Na tien minuten arriveerde hij. Ik ging alvast in de trein zitten, en staarde een beetje uit het raam. Ik zag iemand lopen, hij had hetzelfde postuur als Jasper, plukjes blond haar kwamen onder zijn capuchon vandaag. Ik ging op de grond zitten en maakte me zo klein mogelijk en wachtte tot de trein vertrok. Gelukkig was de trein niet zo maar de mensen die er waren keken me vreemd aan. Stiekem hoopte ik dat Robbin de trein zou  missen. Maar dat was niet zo, want bij de volgende halte stapte hij de trein in. Hij keek om zich heen, hij zag me zitten en liep naar me toe.

‘Hey, hoe ging het.’ Vroeg hij.

‘Ja, ging wel.’ Antwoorde ik ontwijkend. Hij begreep de hint en hiel de rest van de reis zijn mond. Eenmaal in Parijs stapten we in de snel trein die rechtstreeks naar Amsterdam ging. Na iets meer dan drie uren waren we in Amsterdam. We hadden in middels al negen uur gereisd maar gelukkig hadden we in de trein kunnen slapen. We gingen op zoek naar een kroegje om het plan nog een keer door te nemen. Aan een ouderwets gezellig potje Heineken bier namen we alle details door, en wat we zouden doen als het mis ging. Toen we ons biertje op hadden gingen we naar Jack, een vriend van Robbin. Jack was een geweldige ondernemer zei Robbin. Maar waarin voegde hij er niet aan toe. We ging bij Jack een auto halen die we zouden gebruiken. We kozen voor een rode Porsche Carrera. Robbin kleedde zich om zodat hij eruit kwam te zien als een pooyer eerste klas. Een zwarte leren jas, een gouden Rolex, een Ray Ban piloten bril, een Lacoste polo, Italiaanse schoenen, en een lichte spijkerbroek van diesel. Op zijn kauwgum kauwend kwam hij met een arrogante houding aanlopen. Als finishing Touch overhandigde Jack hem een gouden beretta. Hij stak hem achter zijn broeksriem.

‘Kom we gaan.’ Zei hij. Hij nam afscheid van Jack en stapte in de auto, ik ging naast hem zitten. Met een enorme vaart scheurden we het terrein af. Ik was heel zenuwachtig, ik begon ineens aan van alles te twijfelen. Robbin merkte het.

‘Het komt wel goed hoor.’ Zei hij. ‘Daar heb ik alle vertrouwen in.’

‘Ik weet het niet.’ Zei ik. ‘Wat nou als ze me meteen neerschieten of zo iets.’

Robbin zuchtte, hier had hij geen geruststellend antwoord voor dus zweeg hij. We reden de straat in. Aan het einde van de straat stond een gebouw met een groot heb er omheen. Robbin reed met 100 kilometer per uur op dat het af. Hij stopte vlak voor dat we er tegenaan botsten. Hij toeterde een paar keer heel hard. Vanaf de zijkanten kwamen twee bewakers aanlopen. Toen ze Robbins auto zagen openden ze het hek. Robbin reed door tot een van de bewakers op zijn raam klopte.

‘Wat kom je doen.’ Vroeg de bewaker met een enorm Amsterdams accent. Robbin kauwde uitdagend op zijn kauwgum en zei ‘Ik kom dit wijf afleveren, jullie zochten haar toch.’

De bewaker keek naar binnen en trok zijn wenkbrauwen op.

‘ Jazeker.’ Zei hij ‘rijd die kant maar op.’ En hij wees naar de zijkant van het huis.

‘ Gewoon doorrijden tot je niet verder mee ken.’

Robbin knikte, hij deed en raam naar beneden liet de wagen optrekken en reed met grote vaart weg. Naast het huis was en k poort waar ook twee bewakers stonden. Ze deden de deuren van de Porsche open. Robbin gromde kwaad iets en voordat ik goed en wel was uitgestapt werd ik ruw vast gegrepen door de bewaker die aan mijn kant van de auto stond. Robbin zeg het.

‘Laat dat maar aan mij over.’ Zei hij en hij liep naar mij toe. De bewaker liet mij los en Robbin pakte me bij mn pols en hield me stevig vast. De bewakers begonnen te lopen op naar het kantoortje. Ik herkende de gang waar we in liepen. Ik had nog zo gehoopt dat ik dit nooit meer hoefde te zien.

-----------------------------------------

Heey mensen! Is het nog leuk? Laat even weten wat je ervan vind!

En bij 30 votes gaan we weer verder! ;D

vanaf vandaagWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu