Epiloog

20 2 0
                                    

Die ene dag zou voor altijd in haar geheugen gebrandmerkt blijven. Jaren waren voorbijgegaan, ze leefde ergens anders nu. Maar niet zo ver van waar ze kwam. 

Buiten deden de ochtendzonnestralen het sneeuw oplichten, en de vochtige lucht zweefde als een walm die je bijna kon aanraken. Ze stond in de opening van de deur. 

Ze herinnerde het zich. Ze had het lang ervoor gezegd, maar wist toen nog niet dat het zoveel waarheid inhield.

Het heden zit doorweven met het verleden. Niks was meer waar in haar leven. 

Ze hoorde hun al van ver aankomen, maar pas toen ze vanachter de bomen vandaan kwamen, kon ze hen zien. 

Hij, met zijn goudbruine ogen.

En zij, met haar lichtblauwe ogen.

Ze reden op hun Wolf. Beiden hadden ze hetzelfde bruine haar. Beiden waren ze hetgeen waarvoor ze had willen blijven leven. Haar eigen zwarte haar werd naar achteren geblazen door de wind.

De zwarte schaduwen met paarse ogen zagen ze enkel nog op die ene dag van het jaar, waarop ze allen samenkwamen, en verzekerde dat hun vrede zou verder duren. 

Maar dat wou niet zeggen dat er geen gevaar meer zou komen. 

Elke nacht keek ze naar de hemel, en als het zichtbaar was, het noorderlicht. De Poort naar velen werelden.

Telkens vroeg ze zich af wat er nog meer langs die weg zou aanstromen.


De Laatste KoninginWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu