20

363 19 3
                                    

Ik word de volgende morgen al vroeg opgehaald: zes uur. De jongen, van een jaar of vijfiten, zestien brengt me een hele hoop gangen door. Uiteindelijk komen we aan bij iets wat op een cel lijkt. Hij draait me naar zich toe en zegt dan met een harde stem: "Jij gaat vandaag de kinderen hier leren wat manieren zijn, of moet ik dat jou nog leren?" Hij heeft mij bedreigd, maar ik blijf hem steenhard aankijken. Ik weet wel wat ik nu moet doen, niet toegeven. Ik lees de verbazing in zijn ogen, maar die verdwijnt snel weer. Gelukkig, hij heeft ook nog een zwakte.

"Ja dus." Zegt hij, ik zie hem grijnzen. Hij duwt me de kamer in en sluit de deur. Er gebeurd niets, alleen dat ik een stok in mijn handen krijg geduwd. Ik wrijf er een paar keer over heen, hij is van hout. Dat moet erg pijnlijk zijn. Ik snuif en ga met mijn vinger onder mijn neus langs. Na iets van een kwartier komt de jongen terug. Hij snauwt me toe: "Tien stokslagen, laat haar tellen! Ik kijk toe, dus doe het goed!" Ik pak de stok vast en zie dat het meisje me bang aan kijkt. Héél zacht fluister ik: "Sorry." Het meisje kijkt me nog steeds angstig aan, maar haar ogen geven nu medeleven aan. Een snik verlaat mijn mond als ik het meisje haar rug raak. 

"HARDER!!!" Hoor ik opeens 'de kinderversie van de Enemy' schreeuwen. Ik begin kijhard te schreeuwen en te huilen tegelijk. Het meisje zegt de getallen hardop terwijl ik de laatste stokslagen er uit sla. Het meisje loopt weg, mijn hard breekt in tweeën als ik haar ogen zie. Ik begin opnieuw keihard te huilen en opeens word het me te veel. Als opnieuw iemand word binnengebracht gooi ik de stok in de hoek. Woedend kijkt kleine Enemy me aan.

"PAK DIE STOK OP!!" Ik schrik zó enorm erg van zijn geschreeuw dat ik hem oppak en de jongen begin de slaan. Al snel heb ik er vijf gehad en gaat de bel van het eten. Ik wil wegrennen, maar kleine Enemy pakt me vast. Hij is woedend, dat zie je wel. 

"Ik zal ervoor zorgen dat jij gewoon doet wat ik zeg! Het kan je allemaal weinig schelen hé?!" Hij bind mijn handen vast boven mijn hoofd en mijn voeten ook. Dan begint hij me te slaan. Wel vijftig keer. Als hij me loslaat, zak ik in elkaar op de harde betonnen vloer. Maar hij is nog niet klaar, met een ruk trekt hij me overeind en sleurt me weer mee de gangen op. Ik huil heel zachtjes, wat als hij dat zou horen? We komen aan bij Enemy's kamer. Hij duwt me naar binnen en gooit de deur dan dicht. Ik kan nog amper op mijn benen staan, maar door die klap val ik om. Ik pak me aan het gigantische bureau vast en kijk dan de Enemy aan. Ze kijkt me met spleetogen aan.

"Je weet dat ik het niet tolereer dat je doet wat je wilt, nou?" Ik knik.

"Je weet ook er een epidemie heerst, of niet soms? Natuurlijk hé, Thijs' vriend is dood." Ze zei het alsof het haar niets kon schelen, maar alleen mij. Ik zucht en wil wat zeggen, maar ze is me voor. 

"Oké, ik weet een goede straf voor jou! Je gaat lekker héél de zaal schoonmaken! Vóórdat we avond gaan eten!" Ik schrik me dood, dan heb ik nog maar iets van vier uur! Om half zes gaan ze de tafel dekken! Nu is het al half twee! Ik voel dat ik begin te zweten. Iemand trekt me mee, nog voordat de deur word dichtgetrokken hoor ik: "En nummer 250 helpt ook mee!" Mijn gezicht klaart op. 

Maar daar van was niets waar. Hij was er niet, het was gewoon een test om te kijken of ik écht verliefd op hem was. Maar als ik klaar ben en gegeten heb komt hij ineens naar me toe. Hij was me niet vergeten, meteen verschijnt er een glimlach op mijn gezicht.

"Hé, ik weet iets leuks voor vanavond!" Zegt hij als hij hijgend naast me staat. Ik sta op van de stoel, maar val dan weer terug.

"Gaat het wel? Wow! Je zit helemaal onder de blauwe plekken!" Hij wrijft over mijn armen heen, ik vind het op de een of andere manier fijn om even die pijn te voelen. Niet die pijn als je je vriendje weer kwijt bent. Niet die pijn als je iets fout hebt gedaan. Nee de pijn die je voelt als je niets fout hebt gedaan en de pijn van... au. 

Nummer 239Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu