Moeizaam open ik een paar uren daarna mijn ogen en kijk om me heen. Als ik op mijn ellebogen wil gaan steunen verlaat een ijselijke schreeuw mijn mond en val ik weer terug op de stenen. Het lijkt hier wel een kerker. Opeens bedenk ik wat ik allemaal wel niet heb geschreeuwd of gezegd! Volgens mij had ik ze zelfs bedreigt! Ik houd een hand voor mijn mond, wat zal er nu met me gebeuren? Zal ik uit de weg geruimd worden?! Zal ik hetzelfde meemaken als die Mijke?! En, hoe zou het met David zijn? Of haten ze me gewoon, doen ze me pijn voor de lol en luisteren ze niet eens naar wat ik allemaal naar ze toe had geschreeuwd? Zou natuurlijk gewoon kunnen, ze vinden het nou eenmaal leuk om me op het randje van de dood te brengen!
"Rotleven." Zeg ik en ga tegen het schreeuwen van de pijn in zitten. Exreem langzaam lukt het me om te gaan staan. Ik til mijn shirt op. De diepe sneeën die daar zitten maken mijn ogen vochtig. Wat heb ik mezelf aangedaan? Nu begint alles weer opnieuw! Al dat geslaan en geschop. Al dat geschreeuw tegen mij dat ik niets waard ben, dat ik niets kan en niet durf. Maar ik durf het wel! Er zal een dag komen en dan is het over. Maar nog niet nu. Mijn hele leven lang voel ik die woede steeds erger worden, op een dag zal ik ontploffen. Met een zucht bekijk ik ook mijn benen. Net als mijn buik zit die vol met sneeën. Ik slik als ik er voorzichtig met mijn vingertoppen overheen ga. Het doet echt pijn. Opeens slik ik de tranen weg, ik wil hier weg! Woede overstemd pijn en ik begin op de deur te slaan. Al snel word die opengerukt.
"Heb je honger baby? Je zit hier pas drie uurtjes hoor!" Hij lacht en geeft mij een klap in mijn gezicht. Ik val achterover en schreeuw nog voordat hij de deur dichtdoet: "Rot op!" Ik ga met mijn rug tegenover de deur zitten en sluit mijn ogen.
De volgende ochtend word ik pas weer wakker. De hele dag en nacht had ik geslapen. Versuft wrijf ik door mijn ogen heen, niet aan de pijn denkend. Ik sta op en rek me voorzichtig een beetje uit. Met een zucht schreeuw ik: "IK HEB HONG-ER!" Meteen word de deur opengetrokken. Het is weer die grootste jongen van gister. Hij draait mijn armen op mijn rug. Ik voel het bloed stromen en schreeuw hard. Woedend probeer ik toch zo veel mogelijk tegen te werken, hij drukt mijn armen daardoor nóg hoger. Ik word op mijn knieën voor een laag tafeltje gezet. Mijn polsen en enkels worden aan elkaar gebonden. Voor mij staat een bord met één aardappel er op. Normaal hebben we altijd twee boterhammen met boter en vlees, dit is vergeleken met dat één boterham zónder vlees. Ik zucht en probeer er toch wat vanaf te eten. Al snel ben ik klaar, ik kan het niet laten om een boer te laten. Meteen word ik natuurlijk weer in mijn gezicht gemept. Ik word, nog vastgebonden, door de jongen meegesleurd. Hij gooit me in mijn cel en sluit de deur. Ik schreeuw hard de pijn uit mijn lijf. En na een kwartier ben ik stil.
Ik hoor mijn maag al voor de derde keer knorren. Met een zucht ga ik weer verliggen op mijn rug. De pijn is echt ondragelijk, maar het lukt bijna honderd procent om dat te negeren. Opnieuw zucht ik en ga verliggen. Opeens hoor ik wat, de deur word geopend. Snel spring ik op, een schreeuw negerend. Ik bijt op mijn al enorme blauwe en opgezwollen lip om de pijn boven te blijven. Ik word weer op zijn rug getild en hij brengt me een trap op en een hoop gangen door. Uiteindelijk legt hij me op mijn bed neer en maakt me los. Zou ik nu vrij zijn?
JE LEEST
Nummer 239
Teen Fiction'Ik moet het nu doen, op geen andere moment. Ik wil het niet meer, ik kan het niet meer. Ik zal sterven en naar de hel gaan. Wat ik net heb gedaan, dat is niet te vergeven. De mensen die ik heb vermoord zullen net als ik naar de hel gaan, want ik be...