1. Wout

22 0 0
                                    

Zuchtend neem ik de laatste slok van mijn tankstation koffie. Echt slecht is dit kopje koffie niet. Ik heb wel erger gedronken. Tegenwoordig kun je langs de snelweg zelfs een bekertje Starbucks ingieten. Alles beter dan een kan die al uren op het warmhoudplaatje staat te pruttelen en inmiddels naar tectyl smaakt. Nee, hier kan ik nog wel een paar kilometer op door, het wordt hoog tijd om het laatste naar Friesland stuk te rijden. De Afsluitdijk over en dan ben ik er. Ik verfrommel de kartonnen beker in mijn hand, pak de losse snoeppapiertjes uit het portier van mijn oude Renault en loop ermee naar de afvalbak. Mijn god, wat is rood toch eigenlijk een afschuwelijke kleur voor een auto. Zeker de types die de houdbaarheidsdatum al ruim gepasseerd zijn, verschieten na een tijdje spontaan in een vaal, suikerspin roze kleur. Niet om aan te zien. Maar dit karretje heeft me nog nooit laten staan en zolang het me veilig van A naar B brengt, ben ik niet van plan om een nieuwe aan te schaffen. Dat geld kan ik beter gebruiken. Ik draai de sleutels om in het contact, doe de gordel om en geef gas om weer de snelweg op te gaan. Op naar Harlingen, nog 58 kilometer op de teller. Vanuit Stavenisse is het een flinke rit en de files onderweg hebben me flink opgehouden. Ondanks dat ik de spits zoveel mogelijk heb geprobeerd te ontlopen, heeft het me toch al gauw een uur extra reistijd gekost. Friesland voelt toch een beetje als het einde van de wereld vanuit het zuiden. 

Voor het water hoef ik niet het hele land te doorkruisen, dat hebben we zelf in overvloed. En man, wat houd ik toch van het water, in elke vorm en onder iedere omstandigheid! Op kalme dagen, als de wind 's avonds is gaan liggen, lijken de bootjes in de haven van het dorp zich perfect te weerspiegelen in het water. Geen rimpeltje te zien! Maar zodra de wind aanhaalt, dan ga ik pas echt leven. Het liefst ga ik met mijn beste vriend Krijn het water op om te zeilen. Het kan ons niet gek genoeg gaan. Als een kind in een speeltuin! Maar een stevige wandeling over het strand terwijl de wind je zandstraalt kan het mij ook prima doen. 

Het water heeft altijd iets magisch, iets gevaarlijks en onheilspellends en als Zeeuw weet ik als geen ander hoe verraderlijk het water kan zijn. Mijn opa is tijdens de watersnoodramp verdronken terwijl hij mijn oma en de kinderen in veiligheid probeerde te brengen. Mijn vader was toen nog maar een baby. 

Even kijk ik opzij om het IJsselmeer te aanschouwen, vandaag is het rustig op het water. Een enkele platbodem trekt onder vol zeil aan de horizon voorbij en het zonnetje lijkt een beetje door te breken, dat maakt alles een stuk vrolijker buiten. 

Het gesprek met oom Almer dringt zich weer aan me op, terwijl ik me concentreer op de weg en de witte afscheiding strepen die ik aan me voorbij zie flitsen. Wat heb ik die man eigenlijk beloofd, ik lijk wel niet goed bij mijn hoofd! Ben ik echt van plan dit te gaan doen? Eerst maar eens kijken wat ik aantref in Harlingen. Stiekem heb ik wel zin in een avontuur. En dit is een avontuur! Even losbreken uit de hectiek van mijn werk en de stress die dat met zich meebrengt. Oom Almer heeft eind december tijdens een Oud & Nieuw reis een ongelukkige ontmoeting gehad met de giek van zijn zeilschip, een ruim honderd jaar oude tjalk waar hij mee chartert. Zo zie ja maar, een ongeluk zit in een klein hoekje, ondanks jarenlange ervaring. Hij hield er twee gebroken ribben, een gebroken been, een flinke hersenschudding en een hernia aan over. 

Om een lang verhaal kort te maken; Almer is nog niet hersteld en het ziet er ook niet naar uit dat hij de start van het nieuwe vaarseizoen gaat halen. Zijn schip ligt voor de wal in Harlingen en over een paar weken begint het vaarseizoen waar de boekingen al maanden geleden voor zijn binnengekomen. Een aantal weken geleden belde Almer mij op of ik zin had om met hem een kop koffie te drinken. 

'Wout, het wordt tijd dat wij eens gaan babbelen samen, ik wil wat met je bespreken. Heb je zaterdag tijd?' Voor Almer maak ik tijd! Als kleine jongen keek ik altijd enorm op tegen de broer van mijn moeder. Een boom van een vent met een bruine verweerde kop en rimpels alsof het droogtescheuren zijn. Met zijn grote, eeltige handen gaf hij me altijd een boks om me vervolgens een aai over mijn bol te geven. 'Hoe is het met mijn piraat?' zei hij dan terwijl hij met een grote glimlach zijn witte tanden bloot lachte. Zijn groene ogen met pretlichtjes deden altijd mee. 

Verlangen op drift  #1Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu