HOOFDSTUK 4

77 11 4
                                    

Na die woorden werd ik weer alleen gelaten, maar het licht bleef (gelukkig) aan. Ineens schoot me weer te binnen wat er was gebeurd. Ik was met mijn zusje in het park aan het spelen toen ik werd ontvoerd. Het laatste wat ik zag was dat mijn zusje werd meegenomen...

Zachtjes begon ik te huilen terwijl het besef langzaam tot me doordrong. Mijn zusje was meegenomen door weet ik veel wie, en ik heb er niks aan kunnen doen. Ik was onglooflijk boos op degene die mijn zusje had meegenomen. Ik kon enkel zitten en huilen, maar binnenin zat ik te te schreeuwen en te vloeken. Ik wilde haar niet kwijt. Maar na een tijdje kon ik het niet meer uithouden, ik schreeuwde het uit van woede en verdriet. Even gebeurde er niets, maar toen kwamen een paar mannen mijn kamer in rennen. Met een verbaasde blik keken ze naar mij, ik zat te huilen en te schreeuwen in mijn kooi met voor zover zij wisten geen reden. Maar ze wisten het niet, en als ze het wel wisten maakte het ze niks uit. 'Wat is er aan de hand?' Vroeg een van de mannen met een uitdrukkingloos gezicht. 'We hoorden geschreeuw en zijn meteen gekomen.' Vulde een andere man aan. 'Wat er is?!' Stootte ik met een verbaasd lachje uit. 'Nou ik weet niet of u het weet hoor, maar ik zit hier opgesloten in een kooi zonder eten, drinken of zelfs maar iets van een kussen of een deken. Ik moet naar het toilet, en misschien zie ik mijn familie wel nooit meer terug. (en mijn zusje is meegenomen door weet ik veel wie) Voegde ik er in gedachten aan toe. Dat lijkt mij toch wel genoeg reden om te schreeuwen vind je niet?' Stootte ik uit. Verbaasd keken de mannen elkaar aan. Uit het niets begon een van hen te lachen. 'Waarom lach je?!' Riep ik boos uit. En daardoor begon de man nog harder te lachen. 'Hoor je jezelf niet?' Zei de man lachend. 'Je bent net een kind van 5.' En nu begonnen de andere mannen ook te lachen. Ik voelde me verdederd, maar bleef toch in mijn rol. 'Haha erg grappig.' Zei ik sarcastisch. 'Dus kan ik nu naar het toilet.' Vroeg ik ongeduldig. Direct werden ze weer serieus. 'Maar natuurlijk prinses.' Zei een van de mannen terwijl hij mijn kooi openmaakte. Ik stond op en liep direct naar de man die me had uitgelachen en gaf hem een stomp tegen zijn neus. 'Die kreeg je omdat je me hebt uitgelachen.' Zei ik met een gemene glimlach. Hij gaf geen kik, maar er stroomde een klein straaltje bloed uit zijn neus. Mooi dacht ik bij mijzelf. Twee mannen pakten me ruw bij mijn armen en namen me mee naar het toilet.

Het was een erg smerig toilet en er was haast geen wc papier, maar ik moest te nodig om me daar druk over te maken. Toen ik klaar was waste ik mijn handen en nam voorzichtig een slokje. Het smaakte niet raar dus ik nam nog een slok en droogde mijn handen af aan een smerig doekje dat naast de wasbak (of wat daar ook voor mocht door gaan) hing en ging weer naar buiten. De mannen pakten me weer vast bij mijn armen en sleepten me mee naar mijn kamer. Toen ik in mijn kooi zat zag ik dat er een stuk brood en een glas water in stonden.

Na een tijdje kwam Heer Lucion (de enge man) binnen en ging op een stoel tegenover mijn kooi zitten. Ik kreeg rillingen van angst toen ik hem zag.

'Hallo prinses.' Zei hij. 'Hallo Heer Lucion.' Zei ik terug. 'Laten we even praten.' Zei hij met een gemeen lachje waar ik het koud van kreeg. 'Oke... ' Piepte ik angstig. 'Oke, laten we het zo doen... ik vraag wat en jij geeft antwoord. Oke?' Vroeg hij. 'Maar wat als ik geen antwoord wil geven?' Vroeg ik met angst voor het antwoord. 'Dat zien we dan wel weer, maar waarschijnlijk gebeurt dat niet. Toch?' Zei hij ongeduldig. 'Oke dan, vraag maar wat.' Geef ik iets zelfverzekerder antwoord. 'Wat is je naam?' Vroeg hij. 'Esmée.' Zei ik blij met de makkelijke vraag. 'Hou je veel van je zusje?' Vroeg hij tot mijn schrik. 'Waarom wil je dat weten?' Vroeg ik wantrouwend. 'Dat is geen antwoord op mijn vraag.' Zegt de man ongeduldig. 'Hebt u mijn zusje ontvoerd?!' Vraag ik boos nu. 'Fout antwoord! Ik heb je gewaarschuwd, nu moet je gestraft worden.' Zei hij boos en met een gemene grijns. Angstig kroop ik zo ver mogelijk in een hoekje, maar het had geen zin. Hij pakte me ruw bij mijn enkel en trok me de kooi uit. 'Dan moet dit maar op de moeilijke manier.' Zei hij het duidelijk naar zijn zin hebbend. Plotseling vielen mij de hand en voet boeien aan de muur op. Een angstig gevoel bekroop me. Hij pakte me stevig vast bij mijn armen en ik kon me niet bewegen. Hij pinde eerst mijn ene hand aan de muur, daarna de andere, daarna mijn ene voet en daarna mijn andere voet. Ik zat met mijn gezicht naar de muur dus ik kon weinig zien. Ik wou dit niet maar ik kon er niks tegen doen. Ik had het koud, was doodsbang en ook woedend. Ineens had de man een zweep in zijn hand. 'Dit kan even pijn doen prinses.' Zei hij boos.


ChangesWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu