HOOFDSTUK 5

73 10 2
                                    

Ik had erg veel pijn aan mijn rug door de zweep, maar ik negeerde het. 'W.. weet u iets over mijn echte ouders?' Vroeg ik aarzelend. De man begon hard te lachen. 'En of ik iets weet over je echte ouders prinses.' Zei hij met een smalende glimlach. 'Wilt u mij dan over ze vertellen?' Vroeg ik nieuwsgierig. 'Maar natuurlijk wil ik jou wel over ze vertellen.' Hij lacht even duister en begint te vertellen. 'Ooit had dit land een koning en koningin, ze kregen een zoon en noemden hem Gideon. Gideon is jou vader, en jij bent dus de Prinses van dit land. Gideon ging trouwen met een beeldschone vrouw genaamd Anabella.' Na dit gezegd te hebben zag ik een flits van verdriet over zijn gezicht glijden, maar daarvoor inplaats kwam al snel woede. 'Eerst waren Anabella en ik samen, maar doordat Gideon haar hart veroverde ging ze bij mij weg.' Hij was nu echt heel kwaad en ik meende dat ik de lucht om hem heen zag trillen. Ik was nu echt bang, straks sloeg hij me weer met de zweep. Ik rilde bij deze gedachte. Maar hij vertelde al weer verder. Ik heb gevochten om haar hart tot de dag dat ze ging trouwen met Gideon, maar het is me niet gelukt. En daardoor zijn Gideon en ik aardsvijanden geworden. Hij was nu zo boos en ik wist gewoon zeker dat hij me ging slaan, ik spande mijn spieren al vast aan. Ik schreeuwde het uit van de pijn, deze keer sloeg hij zelfs nog harder dan de vorige keer en hij liet mij daar huilend achter.

Met pijn werd ik wakker. Ik had overal spierpijn want ik hing daar nog steeds, maar ik had vooral pijn aan mijn rug. Ik bleef even stil hangen en meende geschreeuw te horen, maar het kon ook zijn dat ik gewoon gek begon te worden. Even hoorde ik niks, maar na een tijdje hoorde ik duidelijk geschreeuw en ook dat er voetstappen naderde. De deur vloog met een klap open en ik kromp ineen van het harde lawaai. 'Wie is daar?' Vroeg ik met een stem vervult van angst en pijn. Iemand suste gerustellend. 'Wij zijn hier om je te redden.' Zei een vriendelijke stem. Snel liep hij naar me toe en maakte me los van de muur. Ik viel neer op de grond, ik had de kracht niet meer om op te staan en tilde mijn hoofd ver genoeg omhoog om degene te zien die me had losgemaakt. Het was een aangename jonge om te zien. Hij had blond haar dat slordig op zijn hoofd lag en heldere blauwe ogen. Hij was lang, goed gespierd en had een bemoedigend glimlachje op zijn lippen. Ik zag er vast niet uit dacht ik bij mezelf. De jongen boog zich naar voren en legde een arm op mijn rug om me op te tillen. Ik kromp ineen van de pijn. 'O sorry gaat het wel?' Vroeg de jongen bezorgd. 'Nee niet echt... ik ben net met een zweep geslagen.' Ik probeerde nog te glimlachen maar dat lukte niet echt. 'Ahh dat spijt me, hoe kunnen we je meenemen?' Vroeg hij zich hardop af. 'Ik kan wel lopen...' Ik had echt geen idee of ik kon lopen, maar ik moest toch een beetje behulpzaam zijn. De jongen hielp me overeind en snel kwam er nog een jongen aan om me te ondersteunen. Samen met de twee jongens die me hielpen liep ik de kamer uit. Ik lette vooral op mijn voeten de weg naar buiten en zag dus niet dat er iemand aankwam. Ik schrok me dan dus ook zo toen er plotsling iemand voor me stond dat ik door alle pijn, verdriet en angst bewusteloos raakte.


ChangesWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu