Flits

280 12 5
                                    

Repost in een poging m'n losse verhaaltjes wat beter te bundelen. Geschreven met een scène uit House MD in m'n hoofd (kent iemand die tranentrekker van de seizoensfinale van seizoen 4? 🥺) Maar dan op z'n Flikkens!

————————————————————

Het was een flits geweest. Meer niet. Een flits van het glimmende metaal dat uit het niets was verschenen. Één beweging en toen de verbazing op haar gezicht. Hij had de shock in haar ogen gezien toen hij haar als in slowmotion voor hem in elkaar had zien zakken. De grond onder zijn voeten leek te verdwijnen. Hij was op zijn knieën gezakt en had haar in zijn armen genomen. Zijn keurige pak had langzaam donkerrood gekleurd terwijl hij uit alle macht had geprobeerd het bloeden te stelpen. Hij had zijn eigen stem horen echoën door de lege straat, wanhopig schreeuwend om hulp. Voorzichtig had hij haar dichter naar zich toegetrokken en had zijn voorhoofd tegen dat van haar gedrukt. Hij had haar gesmeekt bij hem te blijven, terwijl zijn tranen op haar spierwitte gezicht waren gevallen. Plots had ze haar ogen geopend. Heel eventjes maar had ze hem aangekeken en was er een kleine glimlach op haar gezicht verschenen. "Hee, Flo..." had ze gefluisterd en toen waren haar ogen voor de laatste keer dichtgevallen.

———————————————————————

De constante piepjes om hem heen bieden hem nog enigszins wat houvast. Elke seconde wordt gemarkeerd en afgebakend. Zolang ze dit tempo maar aanhouden en niet versnellen of vertragen, komt het misschien wel goed. De chaos en het geluid dat op de gang klinkt, dringt amper nog tot hem door. Zijn wereld rijkt niet verder meer dan de witte gordijnen om haar bed. Hij zit naast haar. Zijn handen beschermend op haar onderarm die hij af en toe streelt met zijn duim.

De afgelopen nacht was als een waas aan hem voorbij gegaan. De toevallige passant die 112 had gebeld. De rit met de ambulance. De eeuwigheid in de wachtkamer. De arts die hem te woord had gestaan. De termen 'hypoxie', 'mogelijk hersenletsel' en 'vegetatieve toestand' hadden hem om de oren gevlogen maar ze waren niet binnen gekomen. Het enige wat hij wilde horen was dat het goed kwam, dat ze sterk genoeg was om dit te doorstaan. En hij wilde bij haar zijn. Haar geen seconde meer uit het oog verliezen.
Uiteindelijk had een verpleegkundige hem meegenomen naar de kleine kamer waar hij nu al uren zat.

Er wordt zachtjes op de deur geklopt en het gordijn wordt opzij geschoven. Een wat oudere man komt binnen en als Wolfs de serieuze blik op zijn gezicht ziet staat hij onmiddellijk op. "Meneer Wolfs, mijn naam is Jonkmans, hoofd Neurologie." Ze schudden elkaars hand en dan gaat de arts verder. "De uitslagen van het bloedonderzoek en de CT-scan zijn binnen en helaas hebben we geen goed nieuws."
Hij voelt zijn adem stokken en hij zakt verslagen terug op de harde plastic stoel.
"Uit de CT-scan blijkt dat uw partner aanzienlijk hersenletsel heeft opgelopen wat helaas niet behandeld of hersteld kan worden. Het spijt me u te moeten zeggen dat het niet aannemelijk is dat ze nog zal ontwaken."

Voor de zoveelste keer die dag stort zijn wereld in. Zijn hart schreeuwt het uit van ongeloof en wanhoop. Even borrelt de woede op, maar die maakt onmiddellijk plaats voor verdriet. Hij pakt haar hand vast en drukt zijn lippen op haar koele huid. De tranen branden in zijn ogen en ook nu laat hij ze weer gaan. De arts praat ondertussen verder, maar de woorden hoort hij allang niet meer. Na een tijdje hoort hij de arts de kamer weer verlaten en is hij weer alleen met haar. Hij schuift de stoel wat dichter naar het bed en legt zijn hoofd op het randje van het matras, zijn hand nog steeds stevig om de hare.

Hij heeft geen idee hoe lang hij zo heeft gezeten maar na een tijdje ziet hij hoe de eerste zonnestralen door de gordijnen naar binnen komen.
Een verpleegster komt de kamer binnen en begint een voor een de infusen en slangen los te koppelen.
"Wat...wat doet u?" vraagt hij schor.
Ze kijkt hem vriendelijk aan en loopt naar hem toe. "Dokter Jonkmans heeft u vannacht uitgelegd dat er geen behandeling mogelijk is?"
Hij knikt somber.
"Het enige wat we kunnen doen is zorgen dat ze geen pijn meer heeft."
"Ah..." brengt hij ademloos uit terwijl hij machteloos toekijkt hoe de vrouw Eva's handen ontdoet van de infusen en ze voorzichtig boven de dekens op haar buik legt.

"Mag ik...?" Hij krijgt de woorden niet uit z'n mond, maar de verpleegkundige lijkt hem te begrijpen. Ze klikt de railings langs het bed naar beneden en samen schuiven ze haar voorzichtig wat opzij.
"Als er wat is, kunt u altijd bellen." De verpleegster wijst op een klein kastje met een rode knop voordat ze hem toeknikt en met de lege zakken in haar armen de kamer uit loopt.

Hij staat op en klimt dan behoedzaam naast haar in het smalle bed. Hij schuift zijn ene arm onder haar en met de andere gaat hij door haar lange, bruine haren.
"Hee liefje," fluistert hij tegen haar, voor het eerst die dag. "Ik ben hier, ik ben bij je."
Een tijd ligt hij zo naast haar en probeert alles van haar in zich op te nemen. Haar vertrouwde geur, haar zachte haren, de kleine moedervlek op haar wang.
"Je bent zo mooi, weet je dat? En zo ongelofelijk sterk en dapper." Zijn hand streelt haar slaap en haar wang.
"Ik hou van je, ik hou zoveel van jou, m'n lief."
Hij sluit zijn ogen en met haar in zijn armen valt hij eindelijk in slaap.

Hij schrikt op als haar lijf ineens begint te schokken en te trillen. Onmiddellijk zoekt hij de alarmknop en drukt hem in. Dan legt hij zijn hand op haar slaap en kust zachtjes haar voorhoofd. De piepjes van de monitor boven hem volgen elkaar steeds sneller op tot ze overgaan in één monotoon geluid. Hij slaat z'n armen steviger om haar heen en met een brok in zijn keel fluistert hij haar toe.
"Het is goed zo, meisje. Je hoeft niet meer te vechten. Laat maar los. Je mag gaan, lieve Eef. Ik zie je heel snel weer."

ScribblesWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu