Random one-shotje wat er zomaar uitrolde. Enjoy :)
————————————————————
Dag 152
Woelend en draaiend ligt hij in bed, tevergeefs proberend de slaap te vatten. Na een paar minuten opent hij geïrriteerd z'n ogen en zonder te kijken strekt hij zijn arm uit en pakt z'n telefoon van het nachtkastje. Met een zucht wrijft hij over zijn gezicht als hij ziet dat het nog maar kwart voor twee is.
Hij vloekt zachtjes en hij draait zich op zijn rug. Terwijl hij naar het plafond staart, gaan - net zoals elke nacht - zijn gedachten terug naar die ene middag in april. Naar hoe ze, per toeval, waren afgegaan op een melding van overlastgevende jeugd op de Sint-Pietersberg. Hoe Wolfs met de melder in gesprek was gegaan, terwijl Eva verder was gelopen om te kijken of de jongeren er nog zaten. Hoe hij haar had geroepen maar geen antwoord had gekregen. Hoe hij achter d'r aan was gerend. En haar nooit meer gezien had.
De dagen en weken erna waren als een waas aan hem voorbij gevlogen. Hij had zich stukgebeten in het onderzoek, maar het was alsof Eva van de aardbodem was verdwenen. Er leek geen enkel aanknopingspunt te zijn. Getuigen waren er niet. Haar telefoon was vrijwel direct gevonden, slecht een paar meter van waar Wolfs haar voor het laatst gezien had. Het Landelijk Team, de Rijksrecherche, iedereen werd opgetrommeld om haar te vinden, maar zonder succes.
Wolfs' wanhoop was met de dag groter geworden. Hij wist als geen ander dan de kans op het levend terugvinden van een persoon bij vermissing enkel maar kleiner werd. Toen de dagen veranderden in weken was hij geknakt; de realisatie dat hij haar kwijt was, was genadeloos binnen gekomen. Hij kon niet meer eten, niet meer slapen. Het enige wat hij deed was telkens opnieuw het dossier doornemen. Zoeken naar iets wat ze gemist zouden kunnen hebben. Zoekend naar een sprankje hoop.
———
Het plotselinge geluid van zijn telefoon maakt dat hij rechtop overeind schiet. Als hij het toestel pakt en Mechels' naam in het scherm ziet, voelt hij zijn hart bonzen in zijn keel.
"Ja?" neemt hij gehaast op.
"Wolfs?" De stem van Mechels is vol emotie wat Wolfs alleen maar meer alert maakt.
"We hebben haar."De woorden van zijn baas galmen na in zijn hoofd en hij springt op uit bed.
"Waar?! Hoe is...Is ze?" stamelt hij terwijl hij haastig in een broek en trui schiet en zijn laarzen aantrekt. "Leeft ze...?"
Hij blijft plots midden in de kamer staan. Zijn angst maakt dat hij zijn zin niet af kan maken. Als het stil blijft aan de andere kant van de lijn voelt hij het bloed wegtrekken uit z'n gezicht. "Mevrouw Mechels...?""Ja..." klinkt er ademloos. "Ja, ze leeft!"
Bij die opmerking begeven zijn benen het en zakt hij huilend op de grond. Ze leeft. Ze leeft. Godzijdank. Zijn Eva is er nog."Collega's hebben haar aangetroffen bij een benzinepomp langs de N278, bij Gulpen," vervolgt Mechels op iets zakelijkere toon, al blijft haar opluchting onverminderd hoorbaar. "De ambulance heeft haar opgehaald en is zojuist aangekomen bij het UMC. Ben je in staat zelf te rijden of zal ik iemand sturen?"
"Nee, nee. Nee, ik," struikelt hij haast over zijn woorden. "Ik - het lukt wel. Ik ga nu!"———
Binnen tien minuten is hij bij het ziekenhuis, waar zijn baas, en ook Romeo en Marion hem buiten al op staan te wachten. "Wolfs," Mechels loopt op hem af en hij ziet hoe ook haar ogen rood zijn van de weggeveegde tranen. "Oh, ik durfde niet meer te hopen dat dit moment nog zou komen."
"Hoe is het met haar?" vraagt hij en zonder om te kijken beent hij snel naar binnen, Mechels en zijn collega's in zijn kielzog.
JE LEEST
Scribbles
FanficHier zal ik al m'n hersenspinsels verzamelen . Alle one-shots, korte stories etc. Enjoy!