Milaan III

237 15 3
                                    

Moest het wel even netjes afmaken natuurlijk :)
————————————————————————

Zijn nieuwsgierigheid wint het van zijn verstand, en ook al weet hij dat ze het niet kan zijn, hij moet het zeker weten. Snel schiet hij in een paar leren slippers die naast de voordeur staan, grist de sleutels uit het bakje en loopt de stenen trappen af richting de buitendeur, drie verdiepingen lager.

Hij steekt zonder te kijken de straat over en loopt het marktplein op, waar het wemelt van zijn nieuwe buurtgenoten. Ze liep hier net nog. Hij zigzagt tussen de mensen door op zoek naar het kleine sprankje hoop; de lange bruine haren in een paardenstaart, de blauwe ogen die als geen ander dwars door hem heen kijken. Voor zijn gevoel heeft hij het hele plein al drie keer afgestruind zonder succes. Zie je wel, begint het afkeurende stemmetje in zijn hoofd, je hebt het je alleen maar verbeeld, sukkel. Teneergeslagen laat hij zijn hoofd hangen en hij maakt aanstalten om terug te lopen naar zijn appartement als zijn blik op haar valt.

Ze staat als verloren en moederziel alleen midden op het plein, zich blijkbaar niet bewust van de mensen om haar heen. Hij ziet hoe ze naar de grond staart en hoe haar handen zich tot vuisten hebben gebald. Het is Eva, ongetwijfeld. Maar het is niet de sterke, eigenwijze Eva die hij kent. Zelfs van een afstand ziet hij de kringen onder haar ogen en een mix van naderende wanhoop en paniek.

Zich in halfbakken Italiaans verontschuldigend tegen de mensen die hij opzij duwt, loopt hij ongeduldig maar toch langzaam op haar af. Elke stap dichter bij haar zorgt ervoor dat zijn hart sneller begint te kloppen. Dan staat hij plots nog maar een paar stappen van haar vandaan. Ze is het wel. Ze is hier.
"Eva?" Haar naam rolt als vanzelf over zijn lippen, zo vertrouwd als altijd. "Ben jij dat?"

Hij ziet hoe ze ongelovig omkijkt als ze haar naam hoort. Ze draait zich om en er verschijnt een vermoeide, maar opgeluchte glimlach op haar bleke gezicht bij het horen van zijn stem.
"Wolfs..." zucht ze terwijl ze de last van haar schouders voelt vallen als ze hem ziet staan. Het liefst zou ze hem om de nek vliegen, in zijn armen vallen, zich begraven in zijn omhelzing, maar toch blijft ze staan. Alsof nu pas het besef komt wat ze gedaan heeft. Halsoverkop en met slecht een paar uurtjes slaap was ze naar hem toe gereden, in de hoop dat alle puzzelstukjes op z'n plaats zouden vallen als ze hem zou zien.

Nu ze zo tegenover elkaar staan, valt er een ongemakkelijke stilte. Beiden weten niet wat ze moeten zeggen; Wolfs overdonderd door hun plotselinge weerzien, Eva onzeker over wat nu. Het is Wolfs die uiteindelijk de stilte verbreekt. "Heb je al ontbeten?" vraagt hij en hij ziet dat ze knikt. "Oh, uhm, ja. Wil je misschien wat drinken dan? Koffie?"
"Water is goed." antwoordt Eva er nog steeds niet helemaal gerust op dat haar spontane actie goed heeft uitgepakt.
"Het is daar." Hij wijst naar het oude appartementencomplex aan de overkant. "Zal ik je tas-?"
"Nee, hoeft niet," onderbreekt Eva hem. "Bedankt."

Hij gaat haar voor het koele trappenhuis in, en samen lopen ze zwijgend naar boven. De sfeer is vreemd, alsof ze beiden de ander bewust op afstand houden. Of niet meer weten hoe ze met elkaar moeten omgaan.
Op de derde verdieping aangekomen, opent Wolfs de deur van zijn appartement en gebaart haar naar binnen te gaan. "Ga, euh, ja ga ergens zitten zou ik zeggen. Water hè?"
"Water ja," zegt Eva en ze loopt de kamer in.

"Ik dacht dat er een heel mooi huis geregeld was voor je?" Flapt ze er onbedoeld uit als ze op het randje van het bed gaat zitten en dankbaar een glas water aanneemt. Wolfs haalt zijn schouders op en ziet hoe ze de ruimte in zich opneemt. Hij moet toegeven; het is op z'n zachtst gezegd een Spartaanse inrichting. Een tweepersoonsbed tegen de ene muur, een, zeker voor zijn kooktaferelen, veel te kleine kitchenette tegen de andere. In de hoek liggen twee open koffers met kleren, want een kledingkast is er niet. Op het minuscule balkon past net een bistrosetje, verder niks. De badkamer is niet meer dan een hok met een douche waar hij enkel gebukt onder past, en waar slechts sporadisch warm water uit komt.

"Zo kan je toch niet wonen, Wolfs?"
Opnieuw haalt hij zijn schouders op terwijl hij tegen het keukenblok leunt. "Het is niet helemaal wat ik me ervan had voorgesteld, nee. Maar ze zijn druk bezig met het zoeken naar een betere woonruimte. Sophia zei dat er al..." Hij stopt als hij ziet hoe Eva's gezicht vertrekt bij het horen van die naam en meteen schieten zijn gedachten terug naar die avond in de Ponti, ruim een week geleden.

"Wat doe je hier eigenlijk, Eva?" vraagt hij. Geschrokken van de plotselinge kilte in zijn stem wendt ze haar blik af. "Ik, euhm, ik..." stamelt ze. Ze voelt haar wangen rood worden als ze de moed verzamelt om het hem eerlijk te vertellen. Als ze opkijkt ziet ze dat hij nog altijd met zijn armen over elkaar tegenover haar staat, zijn blik indringend op haar gericht.

"Ik mis je," fluistert ze zachtjes, haar ogen teneergeslagen. "En ik kan niet zonder je."
"Natuurlijk wel." antwoordt hij automatisch.
"Maar ik wil niet zonder je." Ze kijkt hem aan van onder haar wimpers en hij ziet hoe ze onzeker op haar lip bijt.
Wolfs zakt neer op de andere kant van het bed en haalt zijn hand door zijn haar. "Ik mis jou ook, Eef. Tuurlijk mis ik jou ook, maar dit was oké toch? Je zei zelf dat ik deze kans niet moest laten liggen."

"Dat weet ik," vervolgt ze nog net zo zacht. "Maar ik...Nou ja, gewoon..."
Haar onzekerheid raakt hem, maar het venijn en de afgunst in haar stem van een week eerder blijft echoën in zijn hoofd. Tegen zijn zin in neemt de irritatie de overhand. Het gevoel van altijd maar in cirkeltjes te blijven draaien vrat al maanden, misschien zelfs al jaren, aan hem, en nu komt het er eindelijk uit.
"Oh echt, kom op Eva! Alsjeblieft!" barst hij plots uit en hij gooit geïrriteerd zijn armen in de lucht. "Ik heb hier zo geen zin in." Hij staat op en begint met zijn handen in zijn nek door de kamer te ijsberen.
"Altijd maar die halve zinnen. Die gemengde signalen. Wat kan ik daar nou mee, Eef?"

Verschrikt kijkt ze op. "Sorry..." zegt ze ademloos, maar hij hoort haar niet.
"Denk je nou echt dat ik voor m'n lol 'ja' heb gezegd op die baan hier? Dat ik het leuk vond om mijn dochter te moeten vertellen dat ik weer weg ging? Dat ik jou achter wilde laten? Verdomme Eef, ik hou van je! Ik..."

"Ik ook van jou," onderbreekt ze hem, fluisterend en hij kijkt haar met open ogen aan. "Ik ook van jou." Ze herhaalt haar woorden luider, sterker en ze ziet hoe hij als versteend midden in de kamer blijft staan.

"Ik heb nog nooit zo van iemand gehouden," gaat ze verder, en een lach ontvouwt zich om haar lippen. "Sorry dat ik het altijd moeilijker maak dan nodig, maar ik weet toch ook niet wat ik hier mee aan moet?"

Wolfs staat even met zijn mond vol tanden terwijl hij haar woorden op zich in laat werken. Hij ziet hoe ze opstaat en op hem af loopt. Hij voelt haar hand op zijn wang en ziet de vertrouwde twinkeling in haar ogen die hij zo gemist heeft de afgelopen dagen. De storm in zijn hoofd gaat onmiddellijk liggen als hij verdwaald in haar blik.
"Ga je mee?" vraagt ze zacht. "Naar huis?"
Hij knikt glimlachend en trekt haar dan dicht tegen zich aan.
"Ik dacht dat je het nooit zou vragen."

ScribblesWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu