Vriendschap

455 51 3
                                    

Met een vrolijk gevoel start ik de nieuwe nacht en laat mijn licht stralen over het donkere deel van de Aarde. De sterren zijn terug begonnen met dansen en giechelen; ze zijn weer zo vrolijk als voorheen. Imber keerde terug naar de regenachtige gebieden en treurt nog steeds een beetje omdat ze weer minder druppels moest laten vallen dan eerst, maar ze komt er wel overheen. Mati lijkt blij te zijn met mijn vrolijke bui. Natuurlijk, dan wordt ze iedere nacht niet steeds overrompeld door koud, nat water dat door mijn verdriet via Imber naar beneden stroomt. Ook Talvi is blij voor de opklaring. Natuurlijk heeft hij gehouden van de kou, maar niet van de regen. Het zorgde er namelijk voor dat zijn sneeuw werd weggespoeld. Arme Talvi. De gebroeders Oceaan waren ook blij. Taiseiyo gewoon omdat ik weer blij was en Taiheiyo omdat hij dan mijn betreur niet meer moest aanhoren. Dus eigenlijk is iedereen blij dat ik weer beter ben. En dat maakt me nog vrolijker. Dan krijg ik hem weer in het vizier, voor de zoveelste keer. Telkens weer als zijn vorm zichtbaar is, verschijnt er altijd een glimlach op mijn gezicht. Het was niet zo lang geleden dat we vrienden waren geworden. Eigenlijk maar een nacht geleden.

Die nacht kwam Ghuma terug naar boven om met me te spreken. "Ik heb besloten dat ik vrienden met je wil worden, Lune." dat ene zinnetje dat zijn mond verliet, liet me bijna ontploffen uit blijdschap, maar dat toonde ik natuurlijk niet "Dus heb ik een armband gemaakt als teken van onze vriendschap. Mag ik?" met een zacht knikje had ik geantwoord en schonk mijn pols. Langzaam naderde hij en bond een rode, leren armband aan mijn pols vast. Met een glimlach bedankte ik hem en hij accepteerde het ook met een glimlach. Toen zakte hij weer naar beneden met zijn wolk van zand. 

Met een glimlach op mijn gezicht bekijk ik de rode, leren armband en mijn glimlach wordt breder, als dat mogelijk is. Maar mijn ogen dwarrelen weg van het prachtige geschenk naar de schenker van het prachtje. Als mijn ogen naar hem neerdwarrelen, ontmoeten ze de zijne meteen en ik grijns van oor tot oor. Hij kijkt weer naar me. Sommige nachten kijkt Ghuma af en toe naar boven en kijkt me dan aan. Deze keer niet de sterren, maar mij. Dat nieuwtje heeft me erg blij gemaakt. Zachtjes leun ik mijn hoofd op mijn hand zodat ik hem beter kan bekijken. Nog steeds is hij een pracht, een wonder, onnatuurlijk mooi. Nog steeds snap ik niet hoe zijn huid zo mooi kan zijn en zo kan schijnen in het maanlicht. Zijn ogen zijn nog steeds betoverend en intimiderend. En zijn gezicht is nog steeds onaards mooi. Echt waar, hoe kan hij bestaan? Die vraag is al vaak door mijn gedachten gevlogen en als hij me soms bij zijn bezoekjes niet aanraakte, heb ik me steeds afgevraagd of hij niet ging verdwijnen en dat hij gewoon een spinsel was van mijn verbeelding. Maar hij bestaat echt. En dat maakt hem gewoon nog indrukwekkender. Dan wordt ik uit mijn gedachten verstoord als ik bemerk dat hij weer stijgt met zijn wolk. Oh, hij komt me weer bezoeken deze nacht. Leuk. Er zijn echt geen woorden voor mijn enthousiasme. Alleen het woord immens komt een beetje in de buurt. Maar natuurlijk laat ik het niet aan de buitenkant zien, want dat zou te beschamend zijn. Als Ghuma boven is en voor me staat, begroet ik hem met een glimlach.

"Hallo Ghuma, vriend." Glimlach ik naar hem. Ugh, ik houd er gewoon van om het woord vriend tegen hem te zeggen. Het maakt me gewoon vrolijk, maar ook verdrietig aan één kant. Omdat ik weet dat we nooit meer zullen zijn dan gewoon vrienden. Maar tja, vrienden zijn is al meer dan genoeg voor mij.

"Hallo Lune. Alles goed?" Vraagt hij met een zachte toon en ik ben een beetje teleurgesteld omdat hij me niet aanspreekt als vriend, maar ach, wat maakt het uit? Het belangrijkste is dat Ghuma hier is, met mij.

"Goed en met jou?" vraag ik op mijn beurt en hij glimlacht naar me knikt.

"Ook goed en waar denk je zoal aan?" zijn vraag laat me blozen en even heb ik de neiging om te antwoorden dat hij de hele tijd mijn gedachten bezig houdt, maar dat ga ik natuurlijk niet doen. Dus om dat te voorkomen, bijt ik op mijn lip en kijk raar; zodat het lijkt alsof ik nadenk. Na een tijdje ben ik eindelijk van plan om te antwoorden.

"Ach, gewoon. Ik denk gewoon aan het andere universum. Ik vraag me af of de maan een jongen of een meisje is. Of er eigenlijk een maan bestaat in een ander universum. Dat soort dingen houden mijn gedachten bezig, eh." het is niet gelogen, het houdt wel degelijk mijn gedachten bezig; voor een deel eh...

"Ja, dat vraag ik me ook af. Het is ook erg boeiend ook. Misschien hebben idee in het ander universum het er beter aan toe dan ons, maar misschien slechter? Die vraag kan niemand beantwoorden. En dat is het juist wat het zo frustrerend maakt om niet te weten wat er daar allemaal gebeurd." Vertelt hij zacht en staart naar de diepte van het heelal. Met grote ogen staar ik Ghuma aan. Nog nooit heeft hij zoveel tegen me gezegd, maar wat me nog harder choqueert, is dat hij me begrijpt. Ook ik voel me gefrustreerd dat ik niet weet hoe het er in een ander universum aan toe gaat.

"Ja, ik voel me precies zo." Zegt hij en nadat die woorden uit mijn mond komen, kijkt Ghuma me aan met een glimlach op zijn gezicht.

"Eindelijk. Iemand die me begrijpt." Mompelt hij met een grinnik en ik weet precies waar hij het over heeft. Andere Bewakers verspillen hun tijd niet aan het bedenken van hoe een ander universum eruit ziet, ze hebben wel beters te doen: Zoals hun taak als Bewaker vervullen, bijvoorbeeld. Maar nee, Ghuma is niet zoals zij. Nee, Ghuma is net zoals ik. Dat laat me even grinniken. Een wenkbrauw springt omhoog en op Ghuma's gezicht is verwarring te bemerken.

"Wat is er zo grappig?" zijn vraag brengt me even van mijn stuk, maar ik herpak me meteen.

"Oh, gewoon. Ik weet wat je bedoelt." Giechel ik en zijn verwarring verdwijnt en wordt vervangen door blijdschap.

"Dat had ik al verwacht." Grinnikt hij en een glimlach verschijnt op mijn gezicht en er verschijnt er ook eentje op de zijne. "Dus... Hoe staat het er mee?" ik glimlach omdat hij het gesprek gaande wil houden.

"Goed, beter nu eigenlijk, maar dit hebben we al gehad, Ghuma." grap ik en hij lacht schaapachtig.

"Oh, ja." Lacht hij en al snel zijn we de tijd vergeten en plots horen we Elora ongeduldig draaien en Ghuma panikeert even. "Oh, nee! De mensen! Ik moest ze nog in slaap strooien!" roept hij opeens uit en meteen daalt hij mijn zijn wolk vliegensvlug naar beneden en strooit snel nog wat aan de ene kant zodat er snel nog even mensen in slaap kunnen vallen. "Ik kom de volgende nacht terug!" is wat ik nog heb kunnen horen voordat hij naar beneden is gezoefd. Een glimlach vormt zich weer op mijn gezicht en ik kan haast niet wachten tot volgende nacht.

Met veel spanning wacht ik af en zoek met mijn ogen naar Ghuma. Pas na een lange tijd komt hij in het zicht en even leg ik mijn haar snel goed. Dan blijf ik naar hem staren terwijl hij zand strooit. Nog steeds blijf ik staren naar Ghuma, wachtend tot hij naar boven komt om verder te praten. Maar hij komt maar niet. Waarom komt hij niet? Dit verwart me even. Waarom komt hij nou niet naar boven? En dan pas dringt het tot me door dat hij nog niet eens mijn kant op heeft gekeken deze nacht. Maar... Waarom? Als hij voor de eerste keer naar me kijkt deze nacht, zie ik dat zijn blik vol zit met spijt. Zelfs van ver kan ik zien dat zijn lippen de woorden 'Het spijt me.' vormen. En voordat ik nog iets kan zeggen, draait hij zich om en doet verder aan zijn werk. Dat komt aan als een enorme steek. Waarom doet hij zo tegen me? We zijn vrienden... Toch?





______________________________________________________________

Talvi ===================>  

The Guardian of the Moon (Editing)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu