Herinnering

406 48 23
                                    

Met gekruiste benen zit ik op mijn troon en staar strak recht voor me uit. Een kleine zucht ontsnapt uit mijn mond. Het is al een volle Aard draai geleden dat Diell en ik met elkaar hebben gesproken. Weer laat ik een zucht ontsnappen en ik sluit mijn ogen voor een seconde om ze dan weer te openen als ik iets glinsterend bemerk. Na een paar minuten te staan staren naar het licht heb ik pas door dat het Taiseiyo is. Met een opgetrokken wenkbrauw kijk de Bewaker van de Atlantische Oceaan aan en hij grijnst breed als hij doorheeft dat ik hem heb gezien.

"Hey Shari!" hij wuift naar me en glimlacht breed terwijl ik maar zwakjes terug wuif. Hij lijkt me voor de een of andere reden heel vrolijk, eh.

"Ja, wat is er Taiseiyo?" zijn glimlach maakt plaats voor een grijns. Waarom grijnst hij? Pas na een paar andere seconden heb ik door dat er iets beweegt en recht op me afkomt. Snel vernauw ik mijn ogen om de onbekende figuur beter te kunnen bekijken. Het is een ster. Het is Polaris. Wat doet zij zo laag naar beneden? Ik weet dat ze een nieuwsgierig aapje is, maar zelfs als ze naar beneden gaat, gaat ze nooit voorbij de ozonlaag. Dus het is nogal verwarrend dat ze zo laag is gaan vliegen. Maar als ze wat dichterbij komt, bemerk ik dat ze iets in haar handen vastheeft. Een zakje? Met wat erin? Alle soorten vragen springen in mijn hoofd, allemaal nieuwsgierig naar wat er in dat zakje zit. Na een korte tijd van kwelling door de nieuwsgierige vragen in mijn hoofd komt Polaris eindelijk bij me aan. Zonder een woord te zeggen zweeft ze sierlijk naar me toe en knielt voor me. Een klein glimlachje plaatst zich op mijn gezicht. Ik houd van Polaris. Ze heeft altijd zo veel respect voor me.

"Luna, hier." ze toont mij het zakje en schenkt het me. Oh, dat is waar ook. Polaris kan alleen maar Latijn praten en een paar kleine woordjes in het Nederlands. Polaris heeft het altijd al moeilijk gehad om zich aan te passen aan de tijd. Ze is het nog steeds erg gewoon om Latijn te praten, want ze zit namelijk met haar hoofd en kennis nog steeds in de tijd van de Romeinen en de Grieken.

"Dank je, Polaris." heel zachtjes knikt ze en glimlacht lichtjes. Zo lichtjes dat het haast onzichtbaar is. Zelfs voor onze ogen. Maar dan wordt mijn aandacht afgeleid door het zakje. Wat zou erin zitten? Met een nieuwsgierige blik open ik rustig het zakje en haat mezelf dat ik mezelf zo veel spanning geef. Wat een kwelling. Wat masochistisch. Maar dan lukt het me toch om na een lange drie seconde het zakje open te maken. Door het felle licht dat uit het zakje komt, verberg ik mijn ogen even met mijn hand totdat ik denk dat ik eraan gewend ben. Heel voorzichtig doe ik mijn hand weg en knipper nog even tegen het licht. Met vernauwde ogen probeer ik te bepalen wat er in het zakje zit. Mission ratée. Dus daarom steek ik voorzichtig mijn hand in het lappen zakje om te voelen wat er in zit. En waarschijnlijk staat er nu een verbaasde uitdrukking op mijn gezicht als ik doorheb wat het is. Zand? Met nog steeds een verbaasde uitdrukking doe ik het zakje wijder open en kijk verbaasd naar het lichtgevende zand dat er in zit. Wat moet ik nu met zand? Met vragende ogen en een verbaasde blik staar ik Polaris aan en ze knikt naar beneden. Naar Taiseiyo. Mijn blik laat ik afwenden naar hem en hij staat er nog steeds te grijnzen. Als hij mijn verbaasde blik ziet, grijnst hij breder.

"Het is Slaapzand. Opgevangen wanneer Ghuma het uitstrooide over mijn gebied en ik dacht dat jij het wel zou willen hebben, eh." oh, Taiseiyo. Wat ben je toch een lieve jongeman. Je hebt me heel erg gelukkig gemaakt, maar tegelijker tijd ook depressief. Met een wazig zicht ga ik nog eens met mijn hand door het zand. Een klein glimlachje verschijnt op mijn gezicht terwijl tranen zich een weg vinden langs mijn wangen naar beneden. Al glimlachend en wenend kijk ik Taiseiyo aan en zijn grijns is nu helemaal verdwenen. Nee, je moet je niet schuldig voelen. Je wist niet dat hij de reden is voor al mijn tranen en de durende regen. Als ik gedonder hoor, wend ik mijn blik af naar mijn links. Ha, daar zul je Fang al hebben. Samen met Amber. De bruinharige Bewaker van de Wolken kijkt me aan met iets... Wat is dat? Ah ja, meelij. Iets wat ik tegenwoordig al vaak te zien krijg van de andere. Soms kijkt Amber me ook zo aan, maar meestal is ze blij omdat ze door mij meer mag vallen dan normaal. De enige die nog niet zo naar me kijkt, zijn Taiseiyo en Taiheiyo. Nee, schrap dat maar. Alleen Taiheiyo kijkt me niet zo aan. Want als ik door de wolken van Fang naar de Bewaker van de Atlantische Oceaan kijk, kan ik niets anders dan meelij vinden in zijn ogen. Nee. Kijk me niet zo aan. Ik verdien het niet. Zwakken verdienen geen meelij. Met hopende ogen kijk ik naar Polaris, maar nee. Ook zij kan mij alleen aankijken met meelij. Dus daarom sluit ik mijn ogen. Zodat ik het niet hoef te zien. Zodat ik hun meelij niet kan zien. My tears may keep falling like sins, but my eyes are closed for the sins of the others. Mijn tranen mogen blijven vallen als zonden, maar mijn ogen sluiten zich voor de zonden van andere. Waarom ben ik een Bewaker? Ik verdien het niet. Ik verdien dit niet. Dus waarom? Waarom?

The Guardian of the Moon (Editing)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu