40.

43 6 6
                                    

pov Chess

'Ja?' 

James: 'Chess! Wat de fok was je probleem daarnet!?' 

Chess: 'Ja.. ehm, kan je sorry zeggen tegen Matt?' 

J: 'Je hebt echt problemen. Waar ben je nu?'  

C: 'Ik wil niet dat je achter me aankomt, ik moet dit echt even afhandelen, alléén.'

J:'Ik vind je wel. Die mensen zijn razend hier. Die Kiara blijft maar tegen me schreeuwen dat het allemaal mijn schuld is. Je agent heeft nog niet opgemerkt dat je weg bent, maar dat zal niet lang meer duren.'

C: 'Well, Kiara is een bitch en die agenten zijn geen probleem. Ik moet ophangen nu.'

'Nee, je moet nu...'

Ik druk hem weg. Ik voel me schuldig omdat ik hem niks kan vertellen, maar ik heb geen tijd om hem een verhaal te vertellen. Ik versnel en kijk in de achteruitkijkspiegel. De grijze Toyota heeft me tot nu toe achtervolgd en ik denk niet dat ik het kan afschudden op een snelweg. De auto raakt achterop, maar ik zie het meteen weer verschijnen in de spiegel. Ik zou het risico kunnen nemen en remmen, maar daar heb ik geen tijd voor. De auto versnelt en begint me in te halen. Onmiddellijk trap ik op de rem, als hij me afsnijdt. De auto maakt een bocht en komt dwars op de snelweg te staan. Langzaam kom ik tot stilstand. Ik pak het medaillon en stop het in mijn jaszak. Iemand stapt uit. Hij heft een wapen en rent naar mijn auto. Ik herken hem. Ik verroer me niet, tot hij mijn portier opentrekt. 'Stap uit. Nu!' beveelt Gabe me. Ik stap uit de auto. 'Handen omhoog.' Ik doe wat hij zegt. 'Geef me het medaillon.' Ik kijk hem zwijgend aan. 'Geef me, het medaillon.' herhaalt hij. Ik lach. 'Ik verstond je wel, maar je krijgt het gewoon niet.' Hij wordt boos en trapt me in mijn maag. Kreunend val ik op mijn knieën. Hij pakt mijn jas vast en begint te voelen in mijn zakken. Ik geef hem een kopstoot en duw hem achterover, voordat hij weer bij zinnen is. Ik negeer de duizeling en duw zijn armen tegen de grond. Ik ga op hem zitten en knijp zo hard als ik kan in de arm met het pistool. Hij laat los en hij duwt me van zich af als ik het wapen wil pakken. Hij klemt mijn armen langs mijn lichaam en met mijn voeten duw ik het pistool van ons af. Ik probeer mijn armen uit zijn greep te krijgen maar hij geeft me een dreun op het hoofd. Ik negeer het bloed in mijn mond en probeer hem van me af te gooien door mijn heupen op te tillen. Hij voelt in mijn zakken en haalt het medaillon tevoorschijn. Hij verslapt zijn greep en ik sla tegen zijn hand. Het medaillon valt op de grond. Ik kijk ernaar. Door de klap is het medaillon open op de grond gevallen en een klein briefje ligt buiten mijn handbereik. Gabe maakt gebruik van de afleiding en slaat mijn hoofd tegen de grond. 

Als ik bijkom, zijn de grijze Toyota en het medaillon verdwenen. Ik til mijn hoofd op en kijk om me heen. Het briefje ligt er nog. Ik kruip ernaartoe en vouw het open. Er staat een adres op. Ik sta op en meteen schiet er een pijnscheut door mijn achterhoofd. Ik stap in de auto en klap het spiegeltje tevoorschijn. Ik schrik van het opgedroogde bloed over mijn kin. Ik open het handschoenenkastje en haal er een pakket natte doekjes uit. Wat is Cameron toch een nette man, denk ik grinnikend. Ik veeg mijn gezicht schoon en start de auto. 

Ik open de deur en hoor dingen rinkelen. Ik loop door naar de kassa waar niemand bij staat. Naast de kassa staat een bel. Ik druk erop. Als ik niets hoor, druk ik er nogmaals op. Dit keer langer. Een Indiase man komt met een nors gezicht uit een kamertje achter de toonbank vandaan. 'Wat. Wat moet je?' vraagt hij chagrijnig. 'Kent u iemand genaamd Cameron Derraul?'. Hij kijkt me wantrouwig aan. 'Heeft hij je gestuurd?' vraagt hij. Ik knik. Hij vloekt, waarschijnlijk, in een taal die ik niet versta. Hij tilt de plank van de toonbank op en laat me erdoor. Hij gaat het kamertje binnen. 'Wat kom je hier doen?' vraagt hij me. 'Dat wilde ik net aan u vragen.' zeg ik. Ik probeer te achterhalen of hij wel te vertrouwen is. 'Hij gaf me uw adres in een medaillon en ik weet niet waarom ik het medaillon heb gekregen.' Zijn ogen worden groot. 'Maar natuurlijk! U bent het Medium!' zegt hij dan. 'Ik moest u dit geven.' zegt hij en overhandigt me nog zo'n briefje. Ik vouw het open.

Agatha is Jade.

Een zucht van opluchting ontsnapt mijn mond. Dat verklaart haar gedrag. Die trut probeerde tussen ons in te komen door mij de schuld te geven! Dan komt de paniek. Cameron is nu met Agatha en aangezien ze denkt dat het medaillon nu bij mij is, zal ze hem zeker als aas gebruiken. Ik kijk naar de man. 'Ik ben het Medium niet. Ik heb iemand uit de gevangenenwereld gered.' zeg ik. Hij kijkt verbaasd. 'De Onsterfelijken hebben niemand opgesloten, die geen krachten bezit.' 'Nee, maar Agatha heeft ze erin geluisd. Maar... ze bleek niet te zijn wie ik dacht dat ze was.' De man bijt op zijn vuist. 'Agatha's dochter.' Ik frons mijn wenkbrauwen. 'Wat wíl Agatha eigenlijk? Waarom doet ze dit alles?' De man prevelt woorden die ik nog steeds niet begrijp. 'Ze wil haar lichaam terug.'

'En wat is daar zo erg aan, behalve dat ze lelijk is?'

'Ze krijgt ál haar krachten terug.'

VanishedWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu