29 ~Verleden 7~

273 26 6
                                    

Pov Link
Ik ben 12.
Nog steeds ben ik een overvaller. Vaak doe ik nu ook het werk alleen. Mijn vader is nu al een jaar ziek. Hij ligt in het ziekenhuis en niemand weet wat hij heeft. Hij ligt aan het infuus en heeft allemaal draadjes die naar kastjes lijden. Ook heeft hij zo'n draadje voor z'n neus die hem extra zuurstof geeft. Mijn vader is voor het eerst trots op me. Dat ik nu zijn opdrachten alleen uitvoer. Als ik eerlijk ben, het gaat veel gemakkelijker dan met mijn vader erbij. Omdat ik het al zo lang doe begin ik er al bijna de pret van in te zien. Bijna. Ik doe het nog wel altijd met een verschrikkelijk schuldgevoel. Ik zit op het middelbare, eerste jaars, in VWO. Hoe heb ik het voor elkaar gekregen terwijl ik nooit echt mijn best heb gedaan? Gelukkig zitten Harm, Jeremy en Joost ook bij mij in de klas. Ik zou het echt nooit zonder hun kunnen.
En over Jeremy's geld... Ik heb het voor elkaar gekregen om zijn portemonnee een keer stiekem in zijn tas te doen. Ik had te veel medelijden met hem.

Ik ben aan het dagdromen in de les als de conciërge binnen komt.
'Michael? Wil je mee komen?' Ik draai met mijn ogen. Hoe vaak moet ik het nog zeggen dat ze me geen Michael moeten noemen maar Link? Ik sta op en loop richting de deur.
'Neem je tas maar mee. Ik denk dat je de rest van de dag niet meer op school wilt of kunt komen.' Ze kijkt me vol medelijden aan. Wat is er aan de hand? Ik pak mijn spullen in en loop met mijn tas naar de deur. De conciërge neemt me mee naar haar kamertje. Tot mijn verbazing liggen daar mijn jas en school boeken uit mijn kluisje. Zeker reserve sleutel.
'Wat is er aan de hand?' Vraag ik nieuwsgierig en een beetje angstig aan de conciërge. Ze zucht diep.
'Het ziekenhuis heeft gebeld.' Zegt ze. Mijn ogen worden groot en mijn hart blijft even stil staan.
'Wat is er aan de hand?' Vraag ik in paniek.
'Als je je vader nog wil spreken moet je er onmiddellijk heen. Zijn hart gaat steeds langzamer kloppen.' Tranen branden in mijn ogen. Snel prop ik de andere boeken in mijn tas.
'Ik breng je met mijn auto. Dan ben je er sneller.' Bied de conciërge aan.
'Bedankt.' Zeg ik dankbaar. De conciërge knikt naar me en trekt ook haar jas aan. Ik ren bijna naar buiten. Waarom mijn vader? Het is de enige familie die ik nog heb. Tranen stromen over mijn wangen. De conciërge opent het portier voor me en ik stap in. De conciërge stapt achter het stuur in en start de auto. We rijden weg van school, richting het ziekenhuis. Zodat ik mijn vader nog even kan zien en spreken voordat zijn hart stopt met kloppen.  Ik kan niet stoppen met huilen.  Waarom ook eigenlijk? Hij heeft me mishandeld en behandeld als grof vuil vanaf mijn vierde. Waarom geef ik dan toch zo veel om hem? Omdat het toch mijn vader is. Het is en blijft familie die me, een soort van, heeft gesteund na de dood van mijn moeder. Kan de auto niet een beetje door rijden? Ik ben zo gespannen. Stel we zijn te laat. Stel zijn hart heeft het al begeven. Wat dan? Dan heb ik van geen enkel familielid normaal afscheid kunnen nemen.
Ik tuur maar uit het raam. Stressen heeft toch geen zin. Ik red mijn vader daar toch niet mee. Niks red mijn vader meer.

---:-:-:-:-:---

Ik loop super snel het ziekenhuis in. De conciërge loopt naast me. Tranen staan in mijn ogen. Ik wil ze niet laten stromen, niet hier. De conciërge loopt naar een balie. Ik loop er maar achteraan. Weet ik veel waar mijn vader ligt. Ik krijg niet mee wat er gezegd wordt. Van binnen ben ik gebroken. De conciërge draait zich om en pakt mijn arm. Ze trekt me mee naar een gang. Ik zie slecht door de tranen die in mijn ogen staan.
Niet heel veel later blijft de conciërge staan.
'Ga maar. Ik regel wel vervoer terug voor je.  Je hoeft de rest van de week niet meer naar school. Dat heb ik al geregeld. Veel sterkte.'
'Bedankt.' Zeg ik dankbaar. Ze duwt de deur open en ik loop naar binnen. Ik blijf steeds weer schrikken als ik mijn vader zo zie, met al die draadjes. Zijn ogen zijn gesloten. Ben ik te laat? Nee, dat kan niet.
Zijn hartmonitor gaat inderdaad wel langzamer dan gisteren, maar hij piept nog wel. Ik kan mijn tranen niet meer in houden en laat ze stromen. Ik loop langzaam naar mijn vader en knuffel hem. Ik voel een hand op mijn rug en kijk op. Mijn vader heeft zijn ogen geopend en kijkt me aan. Zijn ogen zijn ook vochtig.
'Je mag niet gaan vader. Ik heb je nodig.' Huil ik. Ik keg mijn hoofd op zijn borst zodat ik zijn hartslag kan horen.
'Sorry Mi...Link. Niemand kan er nog wat aan doen.'
Ik krijg een kleine glimlach op mijn gezicht, die daarna snel weer verdwijnt. Na al die jaren Michael genoemd worden, eindelijk heeft hij een keer naar me geluisterd. Eindelijk noemt hij me Link.
'Maar ik kan niet zonder je vader. Wat moet ik doe als jij straks weg bent?' Vraag ik huilend.
'Ik heb je eindelijk trots kunnen maken. Ik wil je nog trotser kunnen maken.' Het gepiep wordt minder. Mijn vader gaat zwaarder ademen.
'Je kunt me trots houden zoon.' Ik kijk op met een verbaasde blik.
'Hoe bedoel je?' Ik snap het niet. Ik doe alles om het gevoel dat mijn vader trost op me is te houden.
'Als je blijft doen, waar je nu mee bezig bent. Als je nooit de andere kant gaat helpen en hun tegen gaat werken. Dan kan ik trots op je blijven.' Ik knik.
'Zal ik doen vader. Zodat je trots op me kan zijn.' Ik omhels mijn vader en leg nog een keer mijn hoofd op zijn borst. Alles om me heen verdwijnt. Dit zal ik over een paar minuten al niet meer kunnen doen. Dan ben ik mijn vader kwijt. Voor altijd.
'Zoon.' Ik kijk nog een keer op.
'Ik houd van je.' Zegt mijn vader. Zijn ogen sluiten. Het gepiep verandert in een lang gepiep dat niet meer stopt.
'NEE!' Huilend laat ik me hoofd zakken op mijn vaders borst.
'Ik kan niet zonder je vader.' Huil ik. Er komt een arts binnen.
'Kunt u alstublieft de kamer verlaten? We moeten nog wat dingen doen.' Vraagt de arts aan me. Ik knik en sta op. Ik loop richting de deur.bij de deur kijk ik nog één keer om. Daar ligt hij dan. Mijn vader, die dood op het ziekenhuis bed ligt, aan allemaal draden waarmee artsen hem in de gaten hielden toen hij nog leefde. Dat is nu niet meer nodig.

Met tranen in mijn ogen verlaat ik het ziekenhuis. Een arts bood aan om me naar huis te brengen. Ik weigerde en zou gaan lopen. Ik ben niet van plan naar huis te gaan. Ik loop weg. Ik weet niet voor hoe lang. Ik zou het even niet aan kunnen om nu in bekend gebied te zitten. Alles geeft me herinneringen aan mijn vader.
Mijn vader, die ik lief had tot mijn vierde. Die me, na de dood van mijn moeder, heeft mishandeld en die ik heb gehaat. Hij heeft me winkel's, en later ook banken laten overvallen tegen mijn zin in. Mijn vader, die alleen trots op me was als ik zelf een bank beroofde. Waarom vind ik het dan eigenlijk zo erg dat hij dood is? Ik ben nu eindelijk vrij.

Dit was het laatste deel van het verleden. Super bedank voor de 1,5k reads!
En dan zeg ik...
Laters!

De kracht van TranenWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu