27 ~Verleden 5~

265 26 6
                                    

Pov Link
Het is een paar dagen later.
Ik word wakker in mijn nieuwe bed, in mijn nieuwe kamer. Ik moet er soms nog steeds aan wennen dat we nu ergens anders wonen. Dat ik weer normaal over straat kan lopen zonder kans te lopen om in elkaar getrapt te worden. Ik stap mijn bed uit. Doordat we nu in een andere regio zitten, hebben we ook andere vakantie's. Hier hebben we nu net een weekje vakantie. Mijn vader had blijkbaar al een school voor me uitgezocht.
Ik raap wat kleren bij elkaar en kleed me om. Ik heb een strakke, flexibele broek aan en een oud shirt. Ik ben namelijk van plan om zo meteen te gaan hardlopen en daarna naar het bos, hier in de buurt, te gaan. Beneden aangekomen zie ik mijn vader al aan tafel zitten. 'Goedemorgen vader.' 'Kop dicht.' Gromt mijn vader geïrriteerd. Ik schrik van zijn reactie. Het is al weer een tijdje geleden dat hij, zonder rede, mij uitschold of sloeg. Als ik wat verder de kamer in loop zie ik bierflesjes naast mijn vader's stoel staan. Het is dus weer zover. Applaus, mijn vader is weer dronken.
Bang loop ik door naar de keuken. Bang dat ik een ineens een klap tegen mijn achterhoofd krijg als ik bezig ben. Terwijl ik een broodje smeer houd ik mijn vader zo veel mogelijk in de gaten. Mijn vader blijft gelukkig staren naar zijn laptop die voor hem op tafel staat. Ik prop het broodje in mijn mond en loop naar de deur. Als ik de deur open doe en opgelucht adem haal hoor ik de boze stem van mijn vader. 'Waar ga jij naar toe?' Ik slik. 'Euuhh. Ik ga hardlopen.' 'Jij gaat helemaal nergens heen! Jij gaat klussen doen in huis!' 'Ma-maar gister zei je dat ik vanochtend weg mocht.' Stribbel ik tegen. Meteen heb ik spijt als mijn vader op staat en boos op mij af komt stampen. Ik blijf versteend staan. Tot ik een hele harde klap in mijn gezicht voel, gevolgd door een trap in mijn maag. Plots kan ik weer bewegen en ren ik het huis uit. Tranen stromen over mijn wangen. Zowel van pijn, als van wat er net is gebeurt. Hoe kon ik ook zo stom zijn om te bedenken dat het misschien beter zou gaan nu we verhuisd zijn!
Als aan de rand van de wijk ben, zie ik een pad het bos in lopen. Twijfelen doe ik geen moment en stop met rennen waarna ik het bos in loop. Ik pak een zakdoekje uit mijn zak om mijn gezicht te drogen. Niemand hoef te zien dat ik heb gehuild. Ik veeg met het doekje over mijn gezicht en schrik als ik er naar kijk. Rode vlekken zitten op de zakdoek, en niet zulke kleine ook. Ik houd de zakdoek nog een keer tegen mijn neus, waar vermoedelijk het bloed vandaan komt. Wederom ontstaan er bloed vlekken op het zakdoekje. Ik wijk af van het pad en loop het bos dieper in. Ik denk niet dat iemand anders zo gek is om hier ook heen te gaan.
Na even door de bosjes te hebben gelopen kom ik aan op een grote, open plek. Aan de rand is een groot meer. Verwonderd kijk ik om me heen. Dit is echt een mooie plek. En nog beter dan mijn plek in Gelderland. Als ik hier nu eens mijn plek van maak. Dan heb ik tenminste weer een plek waar ik heen kan gaan als ik alleen wil zijn. Zo te zien komt hier toch nooit iemand. Ik ga aan de rand van het water zitten en staar naar het water. Het doet me goed om even alleen zo te zitten. Langzaam verandert het huilen in snikken. Ik sluit even mijn ogen om al mijn problemen voor even te kunnen vergeten.
Plots voel ik een hand op mijn schouder. Ik schrik en draai me direct om. Bang kijk ik diegene aan. Er staan twee jongens voor me. Zo te zien schrikken ze van mijn reactie. Ik sta op en wil weg rennen. 'Wacht!' Roept één van de jongens en hij pakt mijn pols vast. Ik probeer me los te trekken, maar die jongen is veel sterker dan dat ik ben. Bang kijk ik de jongen aan in zijn fel blauwe ogen. 'Wat is er met jou gebeurt?' Vraagt de andere jongen die er ook bij is komen staan. Ik had die vraag kunnen verwachten. Waarom was ik er dan niet op voorbereid? Ik ga de waarheid sowieso niet vertellen. Die vertel ik niemand.
Ik wend mijn blik af naar beneden. De jongen houd mijn pols nog steeds stevig vast, zodat er geen mogelijkheid is om weg te rennen. Ik denk weer terug aan alles wat er gebeurt is. Het gepest, getrap, mijn dronken vader, het winkel's overvallen. Gewoon alles. Bedankt jongens, ik was het bijna vergeten.
Zachtjes begin ik weer te huilen. De jongens staan daar maar. Ze weten, denk ik, niet wat ze moeten doen. Ze willen me volgens mij wel helpen. Ze kunnen me helpen door me alleen te laten.
'Laat me los.' Zeg ik zacht. Ik veeg mijn tranen weg en kijk de jongens weer aan. 'Beloof jij dan niet weg te rennen?' Vraagt de jongen die me vast houd. Ik slik en knik langzaam ik. Zijn grip verslapt en ik trek me los. Snel zet ik ook een stap naar achteren. De jongens kijken me een beetje beteuterd aan. Ze vinden het dus niet leuk dat ik ze niet vertrouw.
De tweede jongen loopt plots weg. Hij gaat wat meer naar het midden van het open veld. Uit zijn rugzak haalt hij een kleed die hij uitspreid op het veld. Daar gaat hij op zitten en wenkt ons. 'Kom mee. Alsjeblieft.' Smeekt de jongen die nog bij me staat. Ik twijfel, maar loop dan toch maar mee. De jongen die nog bij mij stond gaat naast de andere zitten en ik ga een beetje aan de zijkant, van hun af zitten. Al snel word ik aan beide armen tussen de jongens in getrokken.
Nog steeds ben ik bang dat ik ineens een trap in mijn maag krijg. Ik ben mijn complete vertrouwen in mensen verloren door mijn verleden. 'Wil je alsjeblieft vertellen wat er is gebeurt? Je kunt ons vertrouwen.' Zegt de tweede jongen. (Voor de duidelijkheid, de eerste jongen is de jongen die Link's pols vast pakte. De tweede jongen of de andere jongen is dus de andere.) Hij slaat een arm om mijn schouders heen. Ik krimp in elkaar. Zo wel van angst als van pijn. De jongen schrikt, maar laat niet los. Hij trekt me juist meer tegen hem aan. Ik kan geen kant op. De andere jongen zou me nu met gemak een trap kunnen geven. Beschermend trek ik mijn benen op, tegen mijn buik en borst aan. 'E-er is niks.' Zeg ik snel. 'Ja tuurlijk. En daarom heb je een bloedneus, ben je super bang, zit je onder de blauwe plekken en huil je. Lieg niet!' Zegt de eerste jongen. 'Ik ken jullie namen niet eens! En wat gaat jullie mijn leven aan? Mijn leven is al verpest! Ik heb geen vertrouwen meer!' Floept er uit. De jongens schrikken duidelijk. Dan slaan ze allebei hun armen om me heen. Ik schrik en wil ze weg duwen. Als het me echt niet lukt sluit ik bang mijn ogen. De jongens blijven me zo vast houden.
Langzaam word ik rustig. Ik snap nu pas wat ze doen. Ze knuffelen me. 'Wat is dit lang geleden.' Fluister ik. De jongens laten me los en kijken me verbaasd aan. 'Hoe bedoel je?' Vraagt de tweede jongen. 'Ik was vier toen ik voor het laatst geknuffeld werd.' Zeg ik, terug denkend aan de dagen toen mijn moeder net was overleden. 'Wat erg.' Zegt de eerste jongen zacht. 'Hoe heten jullie eigenlijk?' Vraag ik voorzichtig. Ze hebben een beetje van mijn vertrouwen gewonnen. Ze kijken elkaar met een glimlach aan. 'Ik ben Joost.' Zegt de eerste jongen. 'En ik heet Jeremy.' Vervolgt de tweede jongen. Ik knik en glimlach voorzichtig. Ik ben blij met de aandacht die ik nu krijg. Het is een keer andere aandacht dan dat ik gewend ben van die vier jaren. 'Ik ben Michael.' Meteen verdwijnt mijn glimlach. Alleen al van het horen van die naam moet ik denken aan Eerbeek. 'Mooie naam Michael.' Zegt de jongen die dus Joost heet. 'Nee. Ik heb een hekel aan mijn naam.' Antwoord ik zacht. Ze kijken me raar aan. 'Waarom dat dan?' Zal ik antwoorden? 'Ik heb niet zo'n leuk verleden. Bij het horen van die naam moet ik terug denken aan die tijd.' Antwoord ik eerlijk. De jongens knuffelen me weer. Het voelt zo goed, om na vier jaar weer geknuffeld te worden.
Als ze me los laten ga ik liggen. Ook deels om te kijken of ze nu de kans zouden grijpen om me te trappen. Tot half mijn verbazing gaan hun ook liggen naast mij. Zou ik dan, na al die jaren, geaccepteerd worden en vrienden krijgen? Ik vertrouw ze nog steeds niet helemaal. Daarvoor is teveel verpest. Ik geef ze we een kans. Ik wil niet, zoals voorgaande jaren, altijd alleen blijven.

'Wakker worden.' Ik word voorzichtig heen en weer geschud. Versuft doe ik mijn ogen open. Twee jongen hangen over me heen en schudden me. Ik schrik en maak me klein. Ik kijk even om me heen en weet dan weer wat er aan de hand was. 'Heb je zin om mee te gaan naar mijn huis? Dan kunnen we misschien wat beter kennis maken en wat gamen.' Ik schrik van de onverwachte vraag. De jongens kijken me hoopvol aan. Wat heb ik ook eigenlijk te verliezen? 'Oké. Ik ga mee.' Antwoord ik en de jongens kijken me blij aan. Jeremy steekt zijn hand uit en ik accepteer hem. Ik pak zijn hand vast en hij trekt me omhoog. We lopen naar, blijkbaar, het huis van Joost.
We zijn aan de andere kant van Wassenaar aangekomen. Als de jongens een oprit op lopen slik ik een keer. Ik ben bang. Terecht? Ik weet het niet. Joost maakt de deur open en stapt opzij. Jeremy loopt naar binnen waarna Joost mij aankijkt. Ik slik nog een keer en stap dan toch de drempel over. 'Wil je wat drinken?' Vraagt Joost terwijl hij naar de keuken loopt. 'Euuhhm. Ja. Is goed.' Zeg ik twijfelend. Joost loopt naar de keuken en Jeremy loopt de trap op. 'Kom je?' Vraagt hij. Ik knik en loop er achter aan. Jeremy loopt boven meteen door naar een kamer. Ik loop er maar achteraan.
We gaan zitten op het bed en er valt een ongemakkelijke stilte. Die stilte verbreekt al Joost binnen komt met het drinken. Hij geeft me mijn glas en kijkt me even aan. 'Dank je wel Joost.' Zeg ik. 'Graag gedaan Michael.' Antwoord hij. In plaats van dat ik Joost hoor praten, hoor ik Jochem. Ik vergeet waar ik ben en krimp in elkaar. De Joost gaat naast me zitten en doen verder niks, wat ik heel fijn vind.
Als ik weer rustig ben staat Joost op. 'Heb je zin om een spel te spelen?' 'Is goed.' Antwoord ik terwijl Joost naar een kast loopt. 'Heb je een spel dat je leuk vindt?' Vraagt Jeremy die ook op staat. 'Niet echt. Ik speel nooit spellen.' Ze kijken me raar aan. 'Zullen we Zelda spelen?' Stelt Joost voor. Jeremy en ik knikken. Ik heb geen flauw idee of het een leuk spel is, maar dat maakt niet uit. Joost stopt het spel in zijn computer en start het spel op.

'Maar Link. Wil je nog vertellen wat er is gebeurt is?' Vraagt Joost. 'Euuhhm. Misschien later nog wel een keer.' Antwoord ik. 'O, sorry. Ik zit zo in het spel dat ik je een naam geef van een speler.' Verontschuldigt Joost zich. Waarom reageerde ik op die naam? Dacht ik nou serieus dat dat mijn naam was? 'Noem me maar zo. Dat vind ik fijner dan mijn echte naam.' De jongens kijken me verbaasd aan en knikken waarna we weer verder spelen. Zelda is echt een leuk spel!

De kracht van TranenWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu