8. Verloren Emily
Toen Emily haar door kreeg, werden haar ogen groot en zei vluchtig: ‘Het is niet wat het lijkt, Ashley. Ik…’ Ze maakte haar zin niet af, toen ze Ashleys gezicht zag. Haar gezicht vertrok van verdriet, toen ze opmerkte: ‘Ik maak je bang, nietwaar?’
Voordat Ashley ook maar kon reageren, liet Emily zich uit het raam zakken en hoorde Ashley haar kwiek over het dak naar het balkon rennen, vanwaar ze zich vermoedelijk naar de grond zou laten zakken.
Ashley was perplexed. Dit ging echt veel te ver. Ze was pas vijf dagen hier en nu al werd haar persoonlijke leefruimte bedreigd. Dit kon niet langer doorgaan. Wat moest ze doen? Haar ouders inlichten? Dan lieten ze haar helemaal niet meer naar school gaan. Haar vrienden vertellen? Maar ja, wat zou dat uitmaken? Het enige dat zij konden doen, was Emily voor paal zetten, maar dat stopte haar vreemde gedrag niet. De politie dan maar inlichten? Dat idee stond haar het meest aan, maar wat moest ze zeggen? Dat een wildvreemd meisje haar achterna zat? Dan werd ze meteen bestempeld als de nieuwe lokale dorpsgek. Maar ze kon toch ook niet niets doen?
Ze hoorde de voordeur dicht slaan en haar moeders vrolijke stem, die haar naam riep. Toen haar moeder de trap op kwam, stond Ashley snel op en liep haar kamer uit. Haar moeder mocht niet haar kamer in gaan momenteel, want dat zou alleen maar tot ongemakkelijke vragen leiden. Vragen, die zij zelf ook nog niet kon beantwoorden.
‘Hoi, lieverd,’zei haar moeder verbaasd, toen Ashley haar tegemoet kwam. ‘Al lang thuis?’
Ashley haalde onbeduidend haar schouders op en glipte langs haar moeder door, die gelukkig achter haar aan liep en verslag deed van haar gesprek in de supermarkt met de overbuurvrouw. Ashley kon niet naar haar luisteren: daarvoor was ze veel te onrustig.
Er begon zich een plan in haar hoofd te vormen. Ze wist dat dit waarschijnlijk het enige juiste was om te doen als ze wilde weten wat er gaande was. Maar of ze het durfde was een tweede. De verhalen die de ronde deden, stonden haar niet aan en het laatste wat ze wilde was dat ze slachtoffer werd van de “echte” dorpsgek. Toch stond haar niets anders te doen: ze zou eens een hartig woordje gaan voeren met Emily Green.
Ze opende angstig haar ogen. De ontzagwekkende koningin ijsbeerde langs haar door. Ashley had haar de vorige keer kwaad gezien, maar deze gelaatsuitdrukking zou haar voor altijd bijblijven. Die kille ijsblauwe ogen waren hard als metaal en puilden uit hun kassen, waardoor deze vrouw een krankzinnige uitstraling kreeg.
Ashley draaide haar hoofd verafschuwd van haar weg en zag daar een bewegingloos monster liggen. Hij was klein van stuk en stonk ontzettend. Zijn gele ogen keken nietsziend naar het plafond en zijn mond stond een klein stukje open, waar een straaltje bloed uit stroomde. Iets in haar vertelde haar dat dit Munosh was, de Orc die de koelcel in had gemoeten.
Plotseling bleef de koningin voor haar staan en zei: ‘Jij!’ De andere Orcs die naast haar stonden, zo zag ze nu, wierpen een blik op haar, terwijl ze een stap naar voren deed en de koningin vroeg wat ze van haar wenste.
‘Van wie heb je het gehoord?’
Ashley had geen idee waar ze het over had en even was ze bang voor haar reactie, wanneer zij zou zeggen dat ze het gesprek niet volgde, maar toen zei ze tegen haar wil in: ‘Emilia, vrouwe.’ Haar stem klonk raspend en zwaar.
Even trok er een zweem van trots over haat gelaat, alvorens ze tegen een wachter schreeuwde: ‘Haal Emilia! Nu, imbeciel!’
De wachter boog stijfjes en liep vlug de ruimte uit. ‘Vertel me alles, Arbosh,’zei de koningin en opnieuw begon Ashley te praten: ‘Het was drie dagen geleden, vrouwe, toen ik Emilia ter hoogte van Malin tegenkwam. Ze had net slag geleverd, wat ons de stad opleverde, toen zij me beval om deze boodschap aan u door te geven, omdat zij later terug zou keren dan ik. Ze moest orde op zaken stellen in onze nieuwe stad, terwijl ik slechts op doortocht was.’