Hoofdstuk 37

608 26 6
                                    

Eva
'Van Dongen!' Werd ik meteen begroet door Mechels. Ik liep door naar haar kantoortje. 'En?'
'Ik heb de vader op de hoogte gebracht van alles. De meisjes zijn nu daar. Ik moet eigenlijk nog de moeder op de hoogte brengen, maar ik wil ook nog langs Wolfs,' zei ik en keek even op mijn telefoon voor de tijd. Tegelijk werd ik gebeld. Het ziekenhuis.
'Wie is het?'
'Het ziekenhuis,' zei ik.
'Opnemen. Nu.' Ik knikte en nam op.
'Eva van Dongen.'
"Goedemiddag mevrouw van Dongen. U spreekt met dokter Boz. De behandelend arts van meneer Wolfs."
'Hoi. Is alles goed?'
"Meneer Wolfs is erg onrustig. Hij bleef steeds uw naam herhalen. En een andere naam. Fleur ofzo. Kan dat kloppen?"
'Ja. Dat is de naam van zijn dochter.' Mechels keek me vragend aan. Ik haalde mijn schouders op.
"Goed. Ik ga nu naar meneer Wolfs toe. Hij wil u graag even spreken."
'Is goed.' Ik hoorde wat gestommel en gekraak.
"Eva? Ben jij dat?"
'Hee Wolfs. Ja, ik ben het. Is alles goed met je?'
"Wil je komen?" Vroeg hij met een kleine trilling in zijn stem.
'Ik kom straks weer. Ik ben nu aan het werk en sta bij Mechels,' zei ik. Ik wilde eigenlijk nu naar hem toe.
"Oke. Succes nog," zei hij verzwakt.
'Wolfs ik wil dat je gaat slapen. Je klinkt heel moe.'
"Is goed. Welterusten Eef."
'Welterusten Wolfs,' zei ik en hoorde weer wat gestommel. Daarna kreeg ik de arts weer aan de lijn.
"Merkte u iets anders aan hem?"
'Hij is afwezig. Zo was hij vanochtend nog niet.'
"Dat klopt." Ik hoorde dat er vanalles begon te piepen en te doen.
'Wat gebeurd er?' Vroeg ik.
"Het gaat niet goed. Hier was ik al bang voor. Ik wil dat u nu naar het ziekenhuis komt."
'Ik kom eraan,' zei ik en hing op. Mechels keek me vragend aan. 'Het gaat niet goed, ik moet gaan,' zei ik en liep het kantoortje al uit.
'Houd me op de hoogte!' Riep Mechels me na. Ik rende haast naar mijn auto en scheurde naar het ziekenhuis. Eenmaal daar sjeesde ik de trappen op naar Wolfs' kamer. Ik kwam op Wolfs' afdeling en rende door naar zijn kamer. Het was er nu weer rustig. Ik ging op zoek naar zijn arts.
'Mevrouw van Dongen! U zocht ik,' hoorde ik de arts opeens roepen.
'Hoi. Is alles goed met hem?' Vroeg ik en schudde hem de hand.
'Ja en nee. Hij is mentaal gewoon helemaal in orde. Maar lichamelijk is een ander verhaal. Hij heeft schade aan zijn longen. En die is grotendeels blijvend.'
'Hij heeft vroeger gerookt, speelt dat ook nog een grote rol?'
'Die longschade had hij dan al. Maar daar is nu wat meer bijgekomen.'
'Kan dat nog verbeteren?'
'Die taak zal ik ook een beetje bij u neer moeten leggen. Hij moet zijn conditie gaan verbeteren.'
'Ja, dat roep ik al jaren,' zei ik met een kleine glimlach.
'Mooi. Dat moet dus wel goed komen?' Ik knikte.
'Dat gepiep daarstraks.. Wat was er?'
'Meneer Wolfs stopte even met ademen. Zijn hartslag werd dermate laag dat we moesten ingrijpen. Dat heeft dus te maken met het feit dat zijn longen zo beschadigd zijn. Als zijn conditie beter wordt, worden de longen ook groter en zal hij weer beter kunnen ademen. Daarom ligt hij nu ook aan de hartbewaking. Stel het gaat nog een keer mis, dan kunnen we ingrijpen.' Ik knikte.
'Is hij wel buiten levensgevaar?'
'In principe wel. We houden hem alleen voor de zekerheid nog extra in de gaten. Hij krijgt ook geen pacemaker of iets dergelijks.' Ik knikte.
'Kan ik bij hem?'
'Als hij slaapt niet. Anders wel. Ik loop even met u mee.' We liepen naar Wolfs' kamer toe. Hij hing tussen wakker en slapen in. De arts liep de kamer in en vertelde me op de gang te wachten. Ik hoorde hem praten.
'Meneer Wolfs, uw vriendin is hier.'
'Eva?' Vroeg Wolfs moeizaam en opende nu zijn ogen. De arts kwam weer naar buiten.
'Ga uw gang. U mag er nu ook bij blijven als hij toch in slaap valt. Als er iets gebeurd, op het rode knopje drukken.' Ik knikte.
'Oke, dank u wel,' zei ik waarna ik de kamer in ging.
'Eva?' Vroeg Wolfs weer. Een beetje onrustig dit keer. Dat zei de arts ook al aan de telefoon, dat hij onrustig was.
'Rustig maar. Ik ben hier. Ik ben bij je,' zei ik en legde mijn hand even op zijn wang. Ik zag hem ontspannen. Hij wilde wat meer overeind zitten. Ik drukte op het knopje aan het bed waardoor het omhoog ging. Hij had een zuurstof slangetje in zijn neus.
'Eva,' zei hij weer zacht. Ik ging met mijn hand door zijn haar.
'Hee,' fluisterde ik glimlachend. 'Hoe voel je je?'
'Kut.' Zijn stem was nog steeds zwak. Hij trok aan het zuurstof slangetje. Ik haalde zijn hand terug.
'Nee, laten zitten. Heb je pijn?' Hij knikte en wreef over zijn keel en longen.
'Hier.'
'Doet ademhalen en praten pijn?' Hij knikte weer. 'Het brand zeker, of niet?' Weer knikte hij. Hij pakte mijn hand vast.
'Het is niet jouw schuld,' kwam er moeizaam uit. Hij keek me recht in mijn ogen aan.
'Jawel, ik had je weg moeten trekken. Anders had je hier nu niet gelegen. Je was gestopt met ademen, hoorde ik net,' zei ik met tranen in mijn ogen.
'Je hebt mijn leven gered. Je was net op tijd.' Hij keek me glimlachend aan. 'Dank je wel.'
'Graag gedaan. Met alle liefde zelfs.'
'Staan we weer quitte,' lachte hij. Ik grinnikte.
'Zullen we het zo houden? Ik hoef niet nog meer levensbedreigende situaties.' Hij knikte. 'Wil je wat drinken, Wolfs?' Hij knikte weer. Ik stond op en pakte wat water en een rietje voor hem. Hij nam kleine slokjes en dronk het op.
'Dank je wel,' glimlachte hij. Ik glimlachte terug.
'Ik hou van je,' zeiden we tegelijk.
'Eef, kom eens,' zei hij en schoof wat op. Ik ging naast hem liggen en hij sloeg zijn arm om me heen. 'Ik wil niet dat jij je schuldig voelt voor iets wat je niet had kunnen voorkomen.' Ik zei niks. Ik draaide me op mijn zij naar hem toe. 'Eva? Hoor je me?' Ik knikte.
'Ja,' zei ik zacht. 'Ik had gelijk moeten komen, toen je belde. Ik hoorde aan je stem dat er iets niet goed was.'
'Eva, je was aan het werk. Ik wist zelf ook niet wat er was. Het is niet jouw schuld, er niks aan de hand. Jij bent veilig, ik ben veilig. We zijn samen. Oké?' Ik knikte.
'Oké.'
'Mooi. Hoe is het gegaan met de meisjes?'
'Goed.' Ik vertelde hem alles over Renée, Tess en Lynn en hun situatie. Dat Lynn heel erg op mij leek. Dat ik ze bij hun vader heb afgezet en Lynn het afscheid nemen best lastig vond. Omdat ik een van de weinigen was die ze wel vertrouwde.
'Ze zei dat ik haar de inspiratie gaf om door te gaan. Dat ik haar voorbeeld was,' zei ik.
'Ik ben trots op je Eef.' Ik keek hem aan.
'Oh, trouwens. Ze heeft me nog een kaart of iets gegeven. Ik moest hem samen met jou lezen. Wil je dat nu doen?' Hij knikte. Ik had al die tijd de enveloppe bij me gehouden en hij lag nu op de stoel. Ik stond op en pakte 'm. 'Moet ik het voorlezen?'
'Doe maar.' Ik knikte.
'Hoi Eva en Wolfs. Ik weet eigenlijk niet zo goed hoe ik deze brief moet beginnen. Ik wil u eerst heel veel beterschap wensen, meneer Wolfs! Ik hoorde het van Marion en Eva. Dat zijn allebei echt hele lieve vrouwen. Van Marion hoorde ik ook dat jullie een hele speciale en goede band hebben en samen al heel wat hebben meegemaakt. Ze vertelde me ook dat jullie meer dan vrienden en partners zijn, maar dat eigenlijk helemaal niet toe wilden geven. Nu had ik dit zelf ook al gezien. Ik kon jullie zien toen ik in de auto zat. Ik zie ook wel dat jullie verliefd zijn op elkaar. Dus, ik wens jullie samen al het geluk van de wereld toe. En Wolfs, houd Eva goed bij je. Want zoals Marion zei; ze is goud waard. Want, Eva van Dongen. Ik wil jou ontzettend veel bedanken. Je hebt mij het vertrouwen gegeven dat ik nodig had. Je hebt me laten zien dat je wél verder kunt na zo'n periode. Jij hebt het voor elkaar gekregen. En ik wil dat ook. Je bent mijn voorbeeld. Dank je wel daarvoor. Hopelijk zie ik je snel weer. En hopelijk ontmoet ik u dan ook, meneer Wolfs. Lieve groetjes van Lynn.' Ik deed de brief weer in de envelop.
'Ze heeft gelijk,' zei Wolfs en ik keek hem vragend aan. 'Jij en Marion zijn inderdaad hele lieve vrouwen. We hebben een speciale en goede band en hebben al heel wat meegemaakt. En ja we zijn meer dan vrienden en partners. Ja, we zijn verliefd. En ja, ik houd jou goed bij me. Want jij bent goud waard.' Ik keek hem aan en voelde mijn wangen kleuren. Hij strekte zijn armen naar me uit voor een knuffel. Ik pakte hem vast.
'Wolfs je wordt wel weer beter toch?' Vroeg ik en liet hem weer los. Hij keek me glimlachend aan.
'Natuurlijk word ik weer beter. Ik kan jou toch niet missen?' Ik glimlachte kort.
'Ik meen het. Je ziet er zwak uit, als ik heel eerlijk ben.'
'Ben ik nog wel een beetje aantrekkelijk?'
'Altijd.' Ik haalde mijn staart uit mijn haar om een nieuwe te maken.
'Laat je haar los,' zei Wolfs. 'Dat is zo mooi.'
'Vooruit. Omdat je het zo lief vraagt.' Wolfs streek wat haar achter mijn oor.
'Ik wil je heel graag kussen nu,' zei hij grinnikend.
'Je hebt al een zuurstoftekort joh. Daar hoeft niet nog meer bij.'
'Ah please. Een kleintje maar,' smeekte hij. Ik schudde lachend mijn hoofd.
'Nee Wolfs. Helaas.'
'Alsjeblieeeeeft?'
'Oke, oke, omdat je zo zielig bent.' Ik drukte glimlachend een korte kus op zijn lippen.
'Kom je weer naast me zitten?' Vroeg hij toen ik terugtrok. Ik knikte en hij schoof weer wat op. Ik ging naast hem zitten en pakte zijn hand vast.
'Heb je al wat gegeten?' Vroeg ik.
'Ja, ik mag over een paar uur weer wat. Maar ik heb ook nog geen honger.'
'Mooi.'
'Wat moest je eigenlijk vandaag nog doen?'
'Ik moest de moeder van de meisjes eigenlijk op de hoogte stellen. Maar misschien wil Marion dat voor me doen. En ik moest eigenlijk nog uitzoeken van wie die hond was.'  Op dat moment werd ik gebeld door Marion. 'Daar zul je d'r net hebben.'
'Neem op,' zei Wolfs. Ik knikte en nam op.
'Eva.'
"Hee Eef, met Marion."
'Hee Mar, wat is er?'
"Ja uhm. Klein probleempje. Mechels heeft mij en Romeo naar de moeder van de meisjes gestuurd. Nu hebben wij haar op de hoogte gebracht van haar vriend en alles daaromheen en nu wil ze jou zien. Kun je nu komen?"
'Ik zit nu bij Wolfs.'
"Het duurt echt niet lang. Maar het moet echt nu."
'Ja, ja ik kom.'
"Romeo staat als het goed is voor de deur bij het ziekenhuis."
'Is goed. Tot zo.'
''Tot zo,'' zei ze en hing op. Ik draaide me om naar Wolfs.
'Red je het heel even zonder mij?' Hij knikte.
'Tuurlijk. Wil je wel mijn mobiel even geven?' Ik knikte en gaf zijn mobiel aan.
'Dan ben ik zo terug.'
'Wacht, kus,' zei hij en pakte mijn hand vast. Ik drukte glimlachend een kus op zijn lippen.
'Tot zo,' zei ik en liep naar de deur.
'Tot zo. Doe je voorzichtig?'
'Tuurlijk,' zei ik met een glimlach en terwijl ik Toch weer een staart maakte, liep ik de gang op. Op naar de moeder.

Safe?Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu