Hoofdstuk 9

201 45 23
                                    

Elynne

De menukaart ligt voor mijn neus op tafel, maar ik heb geen trek in eten. Ik ben doodzenuwachtig. Ik voel hoe mijn vingers trillen als ik mijn glas optil. De sterke drank glijdt mijn keel binnen en ik voel me iets beter. Straks moet alles prefect zijn, nu nog niet. 

Ik hou mijn gezicht in de plooi en pak mijn tasje, die bovenop mijn koffer ligt. Het spiegeltje klap ik open en met een vloeiende beweging breng ik nog wat poeder aan op mijn wangen. Of het echt goed gelukt is, kan ik niet zien door de slechte verlichting in het café. Nog een laatste laag lippenstift en dan berg ik mijn tasje weer op. Ik sla mijn benen over elkaar heen en herhaal in mijn hoofd waar ik straks op moet letten. 

Ze vinden me vast een kleuter met mijn achttien jaar. Mijn leeftijd is het enige waar ik om benadeeld word. Ik haat het. Een kleine glimlach speelt over mijn lippen bij de gedachte van mannen van dertig die me om vergiffenis smeekten. Zo wil ik het zien. Maar dat lukt niet als ik me straks niet gedraag als professional. Nog één keer strijk ik mijn kleren recht en ga ik met mijn handen door mijn haar. Er zitten minstens twee bussen haarlak in. Ik vraag me af wat voor mensen ik straks voorgeschoteld krijg. Clayton zei dat ze niks zijn vergeleken met mij. Alleen ik weet het nog niet zo goed. Net als altijd maak ik me zorgen om mijn attitude. Ik moet laten zien wie hier de baas is!

Elke keer als de deur opengaat, verstijf ik. Dan kijk ik vluchtig die kant op om te zien wie het is. De deur gaat open. Een vrouw. Aan haar gezicht kan ik zien dat ze waarschijnlijk veertig jaar is. Dat is een van de eerste dingen die ik leerde, informatie ontdekken aan de hand van iemands gezicht. De vrouw loopt naar de bar toe en ik wend mijn blik weer af. Ik zoek naar iemand anders. Ik vis mijn mobiel uit mijn zak en kijk nog een keer naar de foto. Een jongeman kijkt met een domme grijns in de lens. Hij heeft blond haar dat tot onder zijn oren zit en draagt een bikerjack met een wit shirt eronder.

'Kijk uit naar deze gast. Hij pikt je op. Zijn naam is Mike', had mijn baas getypt. Ik laat mijn ogen nogmaals over de afbeelding glijden. Hij lijkt me niet ouder dan dertig. Aan zijn gezicht te zien is hij degene die vaak het laatste woord heeft.

De voetstappen van de serveerster hoor ik dichterbij komen. Ze heeft een snelle pas. Mijn mobiel verdwijnt weer in mijn jaszak.

'Wilt u nog een glaasje?' vraagt ze beleefd. 'Nee, dank u.' De serveerster knikt en loopt door.

Er loopt nog iemand het café binnen. Blond haar. Een bikerjack aan. Dat is hem. Zelfs met de slechte verlichting hier kan ik zien dat hij zijn blik laat glijden over de tafeltjes. Ik zou mijn hand op kunnen steken, zodat hij weet waar ik ben, maar dat doe ik niet. Dat zoekt ie zelf maar lekker uit.

Hij lijkt me eindelijk gezien te hebben. Met zijn handen in zijn zakken slentert hij naar mijn tafeltje. Eenmaal aangekomen schuift hij een stoel naar achteren en gaat zitten. Zijn benen slaat hij over elkaar heen, net als ik heb. 'Hai, Elijnne. Ik ben Mike', zegt hij met een zwoele stem. Hij spreekt mijn naam verkeerd uit. Sukkel.

Ineens grist hij naar mijn glas, waar nog een beetje drank in zit. Ik ben sneller. Mijn hand klemt zich om zijn pols en zijn vingers zijn nog minstens zes centimeter van het glas verwijderd. Als ik niet had ingegrepen, had hij me vast een mietje gevonden. En ik wil niet dat mensen dat denken. Ik ben geen mietje. Ik haat mijn leeftijd.

'Was jij je handen wel eens?' bits ik. 'Je pols stinkt namelijk echt naar de vuilnisbelt.' Ik begin lekker! Lichtelijk verbaasd - Há één puntje voor mij! - trekt hij zijn hand terug. 'Nee, eigenlijk nooit', antwoordt hij droog.

'De parkeermeter loopt op. Opschieten, kleuter.' Hij maakt een wijzend gebaar naar buiten en staat op. Kutzooi. Ik ben geen kleuter. Ik haat mijn leeftijd echt. Buiten zal ik hem laten zien dat hij beter niet met me kan sollen. Anders gaat mijn ego echt meteen naar de vaantjes. Ik vind het kut dat hij me zo noemt. Moet ik reageren op zijn bijnaam voor mij? Iets gemeens terugzeggen? Nee, ik kan beter geen ruzie maken in een café. Hij komt er zo wel achter dat ik geen kleuter ben.

Ik sta op en gooi wat geld op mijn tafeltje voor het drinken. Dan loop ik achter hem aan naar buiten. Mijn koffer in de ene hand en mijn tasje in de andere.

'Moet ik je koffer voor je dragen?' vraagt hij met een mierzoete stem. 'Tuurlijk.' Ik overhandig hem mijn bruine koffer. In de koffer zitten mijn kleren, mijn wapen, wat munitie en wat geld.

We lopen verder het parkeerterrein op. Het is bijzonder rustig. De jongen zwaait mijn koffer vrolijk heen en weer en fluit een deuntje. Nu.

Ik trap zo hard mogelijk met mijn voet tegen zijn knie. Ik hoor zijn knieschijf kraken. 'Au!' schreeuwt hij. Hij zakt door zijn knieën en wrijft over de plek waar ik hem net schopte. Waarschijnlijk heb ik zijn knie gebroken. Twee puntjes voor mij.

'Waar was dat goed voor?!' Weg is zijn mierzoete stem. Met een lachje raap ik mijn koffer van de grond en loop door.

'Godverdomme, kutwijf!' scheldt hij. Het liefst was ik in lachen uitgebarsten, maar in plaats daarvan zeg ik: 'De parkeermeter loopt op. Opschieten, sukkel.' Het klinkt best suf om zijn woorden te herhalen. De volgende keer zal ik wat anders zeggen. Hij vloekt nog wat en strompelt dan achter me aan, alsof hij mijn hondje is. Goed zo, Elynne. Zo doe je dat, zeg ik tegen mezelf. Na tien meter kom ik erachter dat ik niet eens weet naar welke auto ik moet. Ik loop maar rechtdoor en hoop dat die auto ergens recht vooruit staat. Dom! Ik had moeten vragen hoe de auto eruit ziet, vóordat ik hem schopte. 

Yes! De eerste keer in een ander perspectief! Voor de verandering zou ik jullie wat willen vragen. Wat denken jullie nu over haar? Hoe komt ze over? Answer in the comments if you like :D 

Wreder #Netties2017Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu