Hoofdstuk 20 - Raf

56 12 9
                                    

Hoofdstuk 20 - Raf

"Stop!" riep ik kwaad.

Zodra Lex Mila begon te bedreigen, was ik op hem afgerend en had hem bij zijn kraag gegrepen.

"Je kan iedereen pakken," siste ik kwaad. "Maar van mijn zusje blijf je af."

Ik verkocht hem een mep en zijn neus begon te bloeden. Ik gaf Mila een knuffel.

"Ga naar huis," zei ik tegen haar. "Ik beloof je dat ik dit nooit meer doe. Ga naar huis, ik geef deze jongens aan bij de rector."

Vervolgens liep ik naar binnen en de volgende dag was er niks meer aan de hand.

Dat was wat er in mijn hoofd gebeurde. Achteraf wist ik: zo had het moeten gaan, zo had dit moeten zijn. Maar zo was het niet gegaan.

Ik stond daar maar, terwijl Lex Mila bedreigde.

Ik keek toe, terwijl hij haar twee klappen gaf.

Mijn geweten schreeuwde de longen uit zijn lijf, riep dat ik iets moest doen. Maar ik deed het niet.

Was ik bang voor de jongens? Nee, niet eens een beetje.
Waarom deed ik dit dan?

Allerlei vragen sprongen door mijn hoofd. Vragen waar ik op dat moment echt niet mee bezig had moeten zijn.

Op dat moment had ik namelijk maar één te doen, hetgeen wat me al mijn hele leven bezighield: op mijn kleine zusje passen.

17 jaar had ik het zonder problemen gedaan, maar nu stond ik hier, toekijkend hoe mijn zusje in elkaar geslagen werd. Haar wanhopige blik kruiste de mijne en wat deed ik? Ik sprong niet op haar af, nee, ik keek weg. Ik vermeed haar.

Waar was de Raf van vorige maand gebleven? Het gepeste sukkeltje van de klas, dat tenminste een ruggengraat had en oog had voor zijn familie?

Ik had die Raf nog nooit gemist, tot nu. Ineens voelde ik een sterkere drang om voor mijn zusje op te komen dan ooit tevoren.

Maar ik deed het niet. Ik stond daar, toekijkend, als een zwakkeling.

Ik voelde me vreselijk en dat gevoel werd alleen nog maar versterkt toen er achter de menigte ineens een onbekende jongen opdook.

Het was geen kleine jongen, maar wel duidelijk jonger dan de meesten uit deze groep. Hij had donker, kastanjebruin haar en zijn gezicht zat onder de sproeten. Hij stond daar, handen in zijn zakken en met een rustig, uitdagend gezicht.

Maar wat mijn schuldgevoel erger maakte, waren de woorden die hij zei. Het waren precies de woorden die ik had moeten zeggen, maar niet over mijn tong kon krijgen.

"Laat haar met rust."

Verloren (VOLTOOID)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu