1.2 - Meer kots en stront

118 10 0
                                    


Joël was moe, zijn lichaam was moe van optimaal functioneren. Elke dag was een strijd, elke dag had hij gesprekken met Katie. Zijn emoties liepen telkens hoog op wanneer ze begon over Rick of zijn vader. Ze hadden nog niet over hemzelf gepraat, dat kwam later zei Katie. Ze had gezegd dat wanneer hij alles op een rijtje had, alles vanzelf makkelijker werd. Joël had niet door dat waar ze over praatten, allemaal over hem ging. Het waren de gebeurtenissen die hem zo hadden gemaakt. Het waren oude herinneringen en vrienden waar hij afscheid van zou moeten nemen. Joël vond het onzin, hij wou niet afkicken en al helemaal niet op deze manier. Elke avond huilde hij zichzelf in slaap. Hij had inmiddels al drie stoelen kapot geslagen, niemand werd daar boos om. Toen Joël in de tweede week flipte om een klein incident met een schoonmaakster had de bewaking hem op de grond gelegd. Katie was zo snel mogelijk naar de kliniek gekomen. Joël had gehuild in Katie's armen, verteld dat hij het niet aan zou kunnen. Gesmeekt om drugs of drank en ten slotte was hij in slaap gevallen in haar armen. De vrouw had hem heen en weer gewiegd, niemand verdiende het om zo'n leven te hebben. Toch had ze er vertrouwen in dat het beter zou worden, dat hij beter zou worden.

De reis van Toronto naar Fort St. John duurde lang, het was een vlucht van bijna tien uur.  Joël sliep of zat te praten met zijn moeder. Hij had medelijden met haar nu ze alleen thuis achter zou blijven. Het was niet anders, had ze gezegd. De auto die ze gehuurd hadden, reed een smalle gravelroad in, aan het einde van de weg verscheen een groot huis met enorme stallen erachter. In de weilanden naast de weg liepen koeien die niet eens opkeken van hun komst. 

Uit de deur van het huis kwam een vrouw, ze zwaaide vrolijk toen Joël de auto uit stapte. Hij slikte en keek zijn moeder aan, ze knikte bemoedigend naar haar zoon. Het was alsof hij zijn tante nu moest zien als moeder. Tante Jenny liep naar hen toe en gaf haar zus een knuffel, 'het komt allemaal goed,' zei ze. Joël fronste toen tante Jenny hem omhelsde. Hij beet op zijn lip; De geur die zijn neus binnendrong was walgelijk. Ze rook naar een muffe geur gemengd met stront, als dat mogelijk was.

'Ik laat je alles wel zien,' zei Jenny en liep voor Joël uit het erf over. Zijn moeder had afscheid van hem genomen en verteld dat het allemaal goed zou komen. Daarna was ze weggereden, hij wist zeker dat ze nu ergens stilstond en aan het huilen was. Hij had nog voor de laatste keer gevraagd om met haar mee terug te gaan, hij beloofde dat hij zijn leven zou beteren en van de drugs af te blijven. Ze wist dat dat iets onmogelijks was om in te geloven op het moment van leven waarin hij zich nu bevond. Het zou fout gaan en misschien dan wel helemaal fout, ze durfde hem niet mee terug te nemen voor zijn eigen veiligheid. Het leek alsof hij het begreep, alsof hij door had dat hij zichzelf niet kon beheersen. Het grootste probleem was dat hij er niet af wou komen.

De bron van de geur die tante Jenny bij zich droeg was gevonden, de koeienstal. Het rook naar stront, een smerige intense geur. Hij voelde zijn maaginhoud naar boven komen, hij hikte en legde zijn hand voor zijn mond. Tante Jenny bleef doorpraten, ze had niks door. Ze vertelde over de koeien en over de stal; de open zijkant die lucht en licht binnenliet, het kuil wat voor de hokken lag en de grote stier die hen aankeek. In haar ooghoeken zag ze hoe de jongen plots naar het hek toesprong en erover heen leunde. Ze keek toe hoe hij zijn middageten uitbraakte en haar schuldig aankeek toen hij klaar was.

Ze had het zo vaak gezien, jonge jongens die zich niet sterk genoeg kunnen houden in deze maatschappij. Hun leefomgeving had teveel slechte invloed op hun, ze konden er niet tegenop. Ze hadden allemaal een verlangen om vrolijk te zijn en niet zoveel pijn te ervaren. Ze wouden zijn als iedereen, vrij en nergens bang voor. En daar ging het mis.

'Sorry.' Hikte hij, er klonk gejuich en gelach achter hem, 'Goed gedaan, ruikt goed hé?' Joël schrok op en keek naar een man; oom Phillip. Hij glimlachte en gaf zijn neefje een schouderklopje waardoor de jongen bijna weer over zijn nek ging. 'Het is niet perse de geur...' begon Joël te hakkelen. Phillip lachte en schudde zijn hoofd, 'Nee, ik snap het jongen.' Phillip wist dat de jongen het zwaar had, Rita, zijn moeder, had de afgelopen jaren vaak gebeld wat ze ermee aan moest. Drie weken geleden toen ze een telefoontje kregen was het klaar. Rita was totaal in paniek, ze vertelde dat Joël onderuit was gegaan bij de football-wedstrijd, ze wist dat hij onder invloed was, bijna iedereen wist het. Hij werd niet meer wakker, de wedstrijd werd afgelast en hij werd afgevoerd naar het ziekenhuis waar hij een dag in coma heeft gelegen. Hij miste zijn achttiende verjaardag. Hij zou hier komen en ze zouden proberen er wat aan te doen. Rita vertrouwde op Jenny, Jenny had jaren in een kliniek gewerkt met probleemkinderen en had daarnaast psychologie gestudeerd. De plek waar ze woonden kende weinig slechte invloed, het enige was teveel regen in de zomer en vroege vorst in het najaar. 

Joël was niet de eerste die ze in huis hadden genomen, ze  hadden het vaker gedaan, soms kwam het goed en soms ging het fout. Mason, de laatste jongen die ze een tijdelijk onderdak hadden gegeven toen hij twaalf jaar was, hebben ze inmiddels geadopteerd. Mason was twaalf, was verslaafd aan coke en had al een problematische achtergrond. Hij was de jongste jongen die ze ooit in huis hadden gehad. Na een half jaar werd hij teruggeplaatst in zijn gezin waar het fout ging. Hij had zichzelf bijna van kant gemaakt en was weer aan de coke. Zo kwam het dat ze hem met dertienjarige leeftijd geadopteerd hebben, dat is inmiddels al vijf jaar geleden. Hij was nu hun zoon, hun kind die ze nooit hebben gehad. Het was een opluchting voor Jenny en Phillip dat er iemand zou zijn die Joël helemaal zou snappen. Iemand die er voor hem kon zijn en hem daarin zou kunnen steunen. Ze hadden het met Mason besproken, hij zou open moeten zijn over zijn verleden wanneer Joël daarnaar vroeg. Mason zou de jongen laten voelen dat hij niet alleen is.

'Hé!' riep een vrolijke stem en plots werd tante Jenny opgetild, 'ik heb je gemist.'

Jenny lachte hartelijk en gaf de jongen die haar optilde een zoen op zijn wang. Voorzichtig zette hij haar weer neer, ze nam zijn gezicht tussen haar handen, 'heb je je gedragen?' Hij knikte en haalde diep adem, 'vanavond.'  fluisterde hij, Jenny keek hem bezorgd aan maar knikte, Mason had het soms nog moeilijk met zijn verleden, vooral wanneer hij voor een langere tijd niet thuis is. Jenny wist dat hij het zelf niet zo ervoer, het was een onbewuste angst die iets in hem losmaakte. Een drang naar het leven hoe het vroeger ging. Joël wist niet wie hij was, voor zover hij wist hadden oom Phillip en tante Jenny geen kinderen. De jongen leek ook totaal niet op Phillip of Jenny, hij had donker haar en donkere ogen, Jenny en Phillip waren allebei blond. 

'Joël, dit is Mason, onze zoon.' Zei tante Jenny, Joël fronste, ze hadden dus wel kinderen. Hij glimlachte naar de jongen. Hij zag er smerig uit, zijn kleren zaten onder het stof en modder. Zijn handen waren vies en rond zijn nagels zat een bruine rand van de modder. Mason was groot en gespierd, hij had een hoed op en leek met zijn vieze witte hemd en gescheurde broek net een cowboy. Wat niet zo vreemd zou zijn hier op het platteland. Er kwamen nog twee jongen aanlopen, ze lachten wat en hun ogen scanden Joël, een van de jongens stak zijn hand uit. De hand was net zo vies als die van Mason. Twijfelend nam hij de hand aan en stelde zich voor. De jongens keken Mason vragend aan, wat de jongen hier moest, 'jongens, dit is mijn neefje en komt bij ons wonen en we gaan samen naar school denk ik.' Joël knikte, 'cool, ga je vanmiddag mee? We gaan crossen en picknicken bij Peace River.' Zei de jongen die zich voorgesteld had als Johny. Joël fronste en schudde zijn hoofd, hij was moe, misselijk en had totaal geen zin om vrienden te worden met je nieuwe broers vrienden. Het was alsof je jezelf er zo tussen wou laten passen zonder dat je wist wie ze waren. 'Nee, ik...' hij stopte even en keek hulpeloos naar tante Jenny, 'ik ga slapen,' zei hij en liep gelijk weg richting het huis. Hij kreeg kots neigingen van de geur die hier hing, hij wou zichzelf niet weer voor schut zetten. Of het door de geur kwam of doordat hij nog aan het afkicken was wist hij niet, het was vies en dat was een feit.


Peace RiverWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu