1.6 - Handlangers en ziekenhuizen

86 10 0
                                    


School was vreemd, op tijd komen en zich aan de regels houden vond Joël moeilijk. Het zat niet in zijn systeem om te luisteren naar de saaie, oudere mensen en dan ook nog respect tonen. Ze deden allemaal alsof ze slim en geleerd waren terwijl ze al hun informatie uit boeken haalden. Na drie weken was Joël er een beetje aangewend om zich in te houden, hij maakte geen ruzies meer en hield zich gedeisd als iemand wat lulligs zei. Hij had inmiddels vrienden, dezelfde als Mason; Chase en Johny. Met z'n vieren waren ze vaak samen in school, en buiten school. 

Joël stapte uit zijn auto en wou zijn kofferbak openen toen hij een stem hoorde; 'Johnson, onbeschofte zak, je kan niet zomaar weggaan bij Shawn, en dat weet je heel goed.'

Joël verstijfde en slikte, de naam Shawn deed hem een rilling over zijn rug glijden. Hij draaide zich langzaam om en keek in de ogen van een man. Hij was rond de dertig en was groot, gespierd. Hij had een petje op, een paar plukken donker haar staken eronder vandaan. 'Het is anders dan...' zijn zin word onderbroken doordat hij een vuist in zijn gezicht krijgt. Hij spuugde een beetje bloed uit en voelde aan zijn lip die gebarsten was. Hij schudde zijn hoofd; Shawn was als de maffiabaas in het drugscircuit van Canada. Ottawa was zijn thuishaven, zijn handlangers zaten overal.

Joël keek de man aan en ademde diep in, hij liep langzaam achteruit. Hij wist dat hij hier zo snel mogelijk weg moest. De man was gevaarlijk en Joël wou overigens op school geen grote problemen maken. 

'Fucking klootzak,' zei de man en liep vastberaden op hem af. Joël bleef stil staan, het had geen zin. 'Ik kan niet terug, ze hebben mij hierheen gestuurd en houden mij in de gaten,' begon Joël te hakkelen. De man vertrok geen spier en leek zijn verhaal niet te boeien. Hij liep recht en vastberaden op Joël af. 

In een snelle beweging pakten zijn grote handen zijn hoofd vast en sloeg hem tegen een auto aan. Alles duizelde hem toen hij zijn ogen opendeed. Hij wankelde een paar stappen achteruit en zocht houvast bij een van de auto's. Joël probeerde rustig adem te halen, hij proefde bloed, zag bloed, voelde het bloed aan zijn handen plakken. Hij probeerde te rennen, de man liet hem struikelen. Hij schreeuwde en probeerde zich te verdedigen, hij was verloren. Joël krabbelde omhoog, de man sloeg hem gelijk weer neer. Joël verloor zijn evenwicht en zakte in elkaar. Hij probeerde zich op te vangen wat hem alleen meer pijn bezorgde. Hij voelde hoe de man hem schopte en hoe zijn lichaam begon te trillen, Joël probeerde achter een auto te kruipen om zich schuil te houden. Zijn lichaam raakte in shock, hij lag languit op de parkeerplaats, waarom was er niemand en zag niemand hem? Hij sloot zijn ogen en hoopte dat de man hem zo min mogelijk pijn deed. Joël dacht aan zijn moeder, aan Rick, zou dit het einde zijn? Zou Rick zich ook zo angstig hebben gevoeld of had hij geen pijn en was hij in een keer weg? Joël hoorde een auto starten, hij deed zijn ogen open en begon te schreeuwen, de auto reed achteruit, naar hem toe. Hij probeerde weg te kruipen, tevergeefs. Hij voelde hoe in hem iets kapot ging, hij hoorde zijn enkel kraken en kon net op tijd zijn andere been wegtrekken. Met een rotgang reed de auto vervolgens weg. Joël staarde naar de wolken die langzaam bewogen. Hij voelde niks meer, zag niks meer en de geluiden om hem heen vervaagden.

'Ik heb nog zo gezegd, telefoons uit,' de geïrriteerde stem van de lerares klonk door het lokaal, een vrolijke ringtoon was de aanleiding. De leerlingen keken elkaar aan met een jolige blik in hun ogen. Niemand had ooit zijn telefoon uitstaan, al helemaal niet als de leraar dat specifiek benoemt voor de les begint. Mason keek op van zijn toets, het was zijn mobiel. Hij stak zijn hand op naar de lerares en gebaarde dat hij het was. Zijn mobiel haalde hij uit zijn zak en wou wegdrukken tot hij zag dat het Joël was. Hij fronste en keek naar de lerares. Ze keek hem streng aan, Mason schudde zijn hoofd, 'deze moet ik opnemen,' zei hij en wreef in zijn nek. Snel liep hij de klas uit en nam op. 'Joël waar in vrede ben je en waarom bel je me?' Mason was bezorgd om de jongen geweest, hij was weer en keer niet in de les komen opdagen. Hij hoorde gekreun door de telefoon klinken, 'Joël?' vroeg Mason, hij wist dat de jongen alles nog wat moeilijk vond. Hij zou zichzelf niks aangedaan hebben toch? 'Waar ben je?' vroeg Mason toen er nog geen zinnig woord uit Joël kwam, 'Parkeer...' hij hoorde een diepe zucht en hoorde iets vallen. Joël reageerde niet meer, hoe hard hij ook schreeuwde, er kwam geen reactie. Het enige wat hij hoorde was het piepende ademhalen van Joël, snel en onregelmatig.  Mason schudde zijn hoofd, sloeg tegen de kluisjes aan met zijn vuist toen de jongen niet meer reageerde en rende terug naar het lokaal. De lerares vloekte toen hij met veel lawaai binnen kwam. Mason rende naar het raam. Hij kon over de hele parkeerplaats kijken. Tussen de auto's zag hij iets onbeweeglijk liggen. Hij pakte zijn tas en slingerde die over zijn schouder. Zo snel als hij kon rende hij de trappen af en sprintte naar de parkeerplaats.

'Joël!' riep hij toen hij de jongen zag. Lijkbleek en roerloos op het koude asfalt. Bang en bebloed. Hij reageerde niet op Mason. 'Joël, kijk mij aan,' zei Mason, Joëls ogen waren open, hij keek niet, hij reageerde niet. Inmiddels was de meneer Carter, die Mason naar buiten had zien rennen, achter hem aangekomen. 'Ik bel een ambulance,' zei hij toen Joëls ogen weg draaiden. Mason schrok van de plotselinge stem maar knikte. Hij was blij dat hij niet alleen was. Meneer Carter probeerde Joël wakker te krijgen met wat water, Mason controleerde de pols van Joël, hij kon niet doodgaan hier. Hij reageerde langzaam en keek hen aan, 'blijf mij aankijken, het komt goed,' zei meneer Carter rustig. Joël kreunde toen hij zichzelf omhoog wou drukken. Hij greep naar zijn linker pols, de pijn was ondragelijk  en liet zich weer achterover zakken. Zijn lichaam voelde gebroken en hij voelde zich moe. Alles draaide en leek zo langzaam te gaan. Sirenes klonken in de verte, Joël wist dat het goed zou komen. Hij zuchtte en sloot zijn ogen, het zou goed komen.

Uit de school kwamen nieuwsgierige leerlingen en geschrokken leraren aangelopen. 'Hou ze binnen,' zei Carter door de portofoon naar andere leraren. Met moeite keerde de rust weder op het plein. De ambulance stopte vlak voor Joël. Een van de mannen hurkte neer bij Joël. Hij controleerde zijn hartslag en trok zijn ooglid een stukje omhoog om in zijn ogen te kijken. 'Hoe heet hij?' vroeg de man terwijl hij de jongen verder bestudeerde, 'Joël Johnson,' antwoordde Mason die er wat beduusd bij stond. 'Joël, we nemen je mee naar het ziekenhuis, oké?' Joël haalde diep adem. Een traan rolde over zijn wang. De ambulancebroeders deden een nekbrace bij Joël om en legden hem handig op een brancard. Inmiddels had Joël zijn ogen open, hij keek  de mannen wazig aan. Joël kreunde van de pijn toen ze hem optilden. 'Ik ga mee,' zei Mason. Carter knikte en keek naar de ambulancebroeders, 'hij is zijn stiefbroer,' zei Carter tegen de mannen. 

De ambulance scheurde weg en Mason zag het bleke gezicht van Joël veranderen, er kwam weer kleur in. Hij knipperde met zijn ogen, zijn mond ging een stukje open en blies lucht in het mondkapje die hij om had. Joël probeerde met zijn hand het mondkapje af te doen, zijn arm was zo moe en liet hem weer zakken, hij was zo moe. 'Joël,' fluisterde Mason en pakte zijn hand. Tranen rolden over de wangen van de jongen die hier zo hulpeloos lag. 'Joël, Kan je vertellen wat er is gebeurd?' Joël keek de man aan en sloeg zijn ogen neer.

Het ziekenhuis was rustig en stil. Mason zat te wachten, al twee uur. Niemand had verteld wat er aan de hand was en waarom het zolang duurde. Hij had Jenny al gebeld, vaak. Ze nam niet op dus had hij een voicemail achtergelaten. Daarna probeerde hij Phillip te bellen maar die nam ook niet op.

'Mason?' de jongen schoot omhoog en keek verwachtingsvol naar de man die zijn naam zei. De man glimlachte en pakte Mason bij zijn schouder. 'Het komt allemaal goed,' zei de man, Mason keek hem vragend aan, 'hoe erg is het?' vroeg Mason. 'Ga maar even zitten, wil je nog koffie?' vroeg de man, Mason wou geen koffie, hij wou naar Joël. 'Joël heeft zijn enkel op meerdere plekken gebroken, waarschijnlijk is er een auto overheen gereden. Zijn pols is gebroken, voor de rest heeft hij veel hechtingen en een zware hersenschudding. We hebben zijn enkel eerst in het gips gezet, om te kijken hoever het geneest. Hij mag naar huis, zijn je ouders al gebeld?' Mason schudde zijn hoofd, 'ik kon ze niet bereiken.'

'Ga maar naar hem toe, wat zijn de namen van je ouders en het adres?'

Mason gaf het adres van Jenny en Phillip. De man leidde hem naar een kamertje. 'Hij word zo wakker.'

Mason ging naast de jongen zitten. Hij had hechtingen in zijn voorhoofd en in zijn wang. Zijn linker pols zat in het gips. Hij zag er kwetsbaar uit in het grote bed.

'Mason?' klonk er zachtjes. Mason stond op en keek naar de jongen. 'Joël, wat heb je gedaan?'

Joël sloot zijn ogen weer, 'Shawn,' was zijn antwoord. 'Shawn?' Mason fronste en snapte het niet. 'Shawn Brown heeft Rick vermoord.'

Peace RiverWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu