3.4 - Belangrijk zijn

52 3 0
                                    

Joël solliciteerde bij een bar waar hij een week later aangenomen werd. Joël was gelukkig, hij dacht dat hij nooit weer een normale baan had kunnen vinden. Zijn baas was de enige die wist van zijn achtergrond, hij had het gevraagd toen hij Joëls strafblad zag. Hoe de jongen het had verteld en de blik in zijn ogen, hij leek een jongen die een kans verdiende.

Zijn baan in de bar verdiende goed, zijn collega's waren blij met hem. Kopenhagen werd zijn thuis. Toch miste hij de trekkers, het werk op het land en het crossen met de motors. Maar het meest van allemaal miste hij Peace River. De plek waar zoveel gebeurd was, de mensen, zijn vrienden. Sarah, zijn hart was gebroken, verbrijzelt geweest door de jongedame die niet met de waarheid kon leven. Tante Jenny die woedend was geweest en hem nooit meer in huis zou laten. Mason, zijn vriend en broer waar hij zoveel van geleerd had.

'Kunnen jullie deze hier ophangen?' vroeg een jonge vrouw, Joël nam de stapel flyers van de vrouw aan. Hij keek haar aarzelend aan en hoopte dat hij haar goed had verstaan. Zijn Deens was belabberd, hij volgde een taalcursus drie keer in de week en het ging vreselijk. De uitspraak, de zinsbouw en rare woorden. 'Ik zal hang op ze,' antwoordde Joël twijfelend met een vertrokken gezicht, hij wist dat hij het niet goed zei. De vrouw keek hem aan en beet op haar lip om haar lach in te houden. Joël lachte en schudde zijn hoofd, 'ik zal ze ophangen, waar is het voor?' vroeg Joël in het Engels. 'Ze zoeken een nieuwe coach voor het junior rugby-team van Kopenhagen-west,' Joëls gezicht klaarde op, 'hoe kan je je opgeven?' vroeg hij. Dat hij zelf geen rugby meer kon spelen betekende niet dat hij het anderen niet kon leren. 'Daar staat het mail-adres. Je moet je ervaring met de sport, je cv en motivatie erbij voegen. En natuurlijk wie je bent en telefoonnummer,' zei de vrouw. Ze glimlachte naar Joël. Joël glunderde bij de gedachte aan rugby, 'ik zou me aanmelden,' zei Joël tegen haar. 'Cool. Hej Hej.' Zei ze en liep de bar uit. Joël staarde nog even naar de papieren in zijn hand. Als hij geluk had kon hij het werk in de bar en coachen goed langs elkaar plannen. Zijn leven zou een stuk aangenamer worden wanneer hij weer een beetje bij sport betrokken werd. Het leek alsof hij zijn leven stukje bij stukje weer kon opbouwen.

'Ja, Ruben rennen nu!' schreeuwde Joël over het veld. Het jongetje rende zo hard als hij kon en schreeuwde van vreugde toen hij de streep passeerde. Joël klapte in zijn handen en knikte goedkeurend naar de jongen.

De kinderen renden over het veld van blijdschap, Ruben werd omhelst en plat geknuffeld. Joël lachte, de jongens waren goed. Hij was trots op ze. De jongens waren goed voor hun leeftijd, Ruben was bijvoorbeeld net elf jaar geworden. Hij kon rennen als een gek zo hard en was degene die het meeste risico nam van hen allemaal.

De jongens vonden Joël als coach geweldig; Joël was geen coach van de strenge regels of tijden. Joël was als een vriend voor hun, ze gingen soms met z'n allen picknicken op het strand of hij ging met ze mee naar Israël Plads om ze te leren skaten. Joël hield van de kinderen, ze waren allemaal eerlijk en enthousiast. Ze gingen vol op in hun spel en luisterden naar de tips van Joël. Ze lachten Joël uit wanneer hij de Deense woorden verkeerd uitsprak of wanneer hij niks snapte van wat de jongens zeiden. Het was een plek voor Joël waar hij zichzelf kon zijn zonder dat iemand wist wat hij had gedaan. Behalve het bestuur, toen hij solliciteerde voor deze baan, wat grotendeels vrijwilligerswerk was, had hij het moeten uitleggen. Het stond immers op zijn strafblad "16 maanden celstraf n.a.v. moord en drugshandel." Joël had het allemaal moeilijk kunnen uitleggen, het was lang geleden had hij gezegd. Het waren fouten waar hij spijt van had en zichzelf voor haatte en schaamde. Het bestuur had de jongen weg laten lopen, ze zouden overleggen en hem terug bellen. Drie dagen later belden ze hem, hij was de coach van het Junior-Rugbyteam.

Het was rustig op Isreals Plads, het was warm en Joël had het te warm gevonden om intensief te gaan trainen. Dus had hij ze meegenomen naar Isreals plads om daar te gaan skaten. 'Joël, waarom doe jij zelf geen rugby meer?' vroeg Samuel, een jongetje van amper tien jaar. Hij was vliegensvlug op het veld en sterk voor zijn leeftijd. Hij was de jongste van het team, zijn schattige krulletjes wiegden heen en weer op zijn hoofd. 'Kijk,' Joël stroopte zijn broek op, de littekens op zijn enkel waren nog altijd duidelijk zichtbaar. 'Jak, hoe komt dat?' vroeg het jongetje, Joël lachte, 'komt door een ongeluk,' vertelde Joël. 'Wat voor ongeluk,' vroeg het jongetje, Joël wou niet teveel vertellen. 'Een man was heel boos op mij en toen is hij met zijn auto over mijn voet heengereden,' De ogen van het jongetje werden groot, 'heb je toen ook gevochten?' vroeg hij, Joël knikte, 'cool,' zei Samuel vol bewondering. Joël glimlachte, schudde zijn hoofd en aaide het jongetje door zijn krullen, 'laat eens zien wat je kan,' zei Joël en legde het skateboard voor Samuels voeten neer. Hij keek hoe het jongetje kunstjes deed en hoe hij razendsnel van de helling afkon rijden. Joël stak zijn duimen in de lucht, de kunstjes leken nergens op en hij ging niet zo snel als de andere jongens. Samuel juichte en sprong met een lach van zijn board af. Het was goed voor hem om te denken dat hij het kon.

De kinderen maakten iets in Joël los, een soort verantwoordelijkheid die hij nooit had gevoeld. Hij was een soort vaderfiguur voor deze jongens en hij vond het geweldig, hij voelde zich belangrijk.

[A/N] Even een power nummertje van Volbeat aangezien Joël in Denemarken woont, hé hé hé.

For evigt, måske for evigt
Skal vi sammen, samme vej
Og når I morgen får øjne, og natten hviler sig
Skal vi for evigt måske samme vej


Peace RiverWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu