Hoofdstuk 9

370 21 1
                                    

Om 9 uur word ik wakker. Ik rek me uit en ga rechtop zitten. Ik ga me wassen en 10 minuten later zit ik aan tafel. Ik open de broodzak en wil een boterham pakken, maar dan voelen mijn vingers in plaats van brood iets anders. Het voelt als papier. Verbaasd pak ik het vast en haal het uit de broodzak. Het is een briefje. Een beetje bang vouw ik het open.

Hier weer een briefje. Wat doe je op dit moment? Denk je aan Thijs? Ben je bang dat hij je vermoord, of heb je op dit moment alleen maar honger? Ik hou niet op met briefjes schrijven. Ik ga door totdat je gek wordt... Nog gekker dan je al was.

Meteen heb ik geen honger meer. Ik gooi het briefje op tafel en ren de trap op, op zoek naar nog meer briefjes. Ik haal heel mijn kast overhoop, gooi zelfs het matras van mijn bed af. En daar ligt het. Weer een briefje. 'Wat wil je toch van me?' fluister ik. Met trillende handen open ik het briefje.

Daar ben ik weer. Maak ik je onderhand toch wel een beetje bang? Vraag je je af wat ik hiermee wil bereiken? Ik vertel het je nog niet. Eerst wil ik je nog banger maken.

Ik verscheur het briefje, alle snippers vallen op de grond. Ik stamp er op. 'Wat,' stamp. 'Wil,' stamp. 'Je,' stamp. 'Van,' stamp. 'Me!' Boos ren ik weer naar beneden. Ik wil die briefjes vinden. Na 5 minuten vind ik nog een briefje. Boos open ik het.

Ik denk dat je nu wel bang genoeg bent geworden. Ik zal je vertellen wat ik hier mee wil bereiken. Het enigste wat ik van je wil, is dat je naar Thijs gaat. Hij ligt in het ziekenhuis. Als je naar hem vraagt brengen ze je naar hem toe. "Waarom zou ik het doen" hoor ik je bijna denken. Je doet het, omdat ik anders eens gezellig naar je moeder ga.

Mijn mond valt open en ik laat het briefje op de grond vallen. Er zit niks anders op. Ik ga op bezoek bij Thijs.

AngstWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu