Hoofdstuk 22

276 19 4
                                    

Ik open mijn ogen en grijp meteen naar mijn hoofd. Ik heb barstende koppijn. Ik kijk om me heen. Ik lig in een donkere kamer met alleen een spiegel en een bed waar ik nu op lig. Ik zwaai mijn benen uit bed en sta op. Tenminste, dat probeer ik. Mijn buik doet verschrikkelijk veel pijn. Telkens als ik beweeg krijg ik een pijnlijke steek in mijn buik, dus ik ben gedwongen om weer in bed te gaan liggen. Mijn hoofd klopt. Ik vraag me af waar ik ben. Opeens weet ik alles weer. De vriend van Thijs, en... Thomas! Hoe zal het met Thomas gaan? Ik wil mijn mobiel uit mijn broekzak halen, maar mijn broekzakken zijn leeg. Ik scheld hardop. Wat gaat er nu gebeuren?

Blijkbaar ben ik in slaap gevallen, want ik word ruw wakker gemaakt. 'Wakker worden,' zegt een stem die ik maar al te goed ken. Ik open mijn ogen en ik kijk recht in het gezicht van de vriend van Thijs. 'Jij!' zeg ik boos. 'Waar heb je me naar toe gebracht?' De vriend van Thijs slaat een hand voor mijn mond. 'Tut tut tut,' zegt hij. 'Niet zo brutaal. Je ziet straks wel waar ik je naartoe heb gebracht.' Zijn hand die hij voor mijn mond heeft geslagen, stinkt. Ik spuug erin en met een vies gezicht haalt de vriend van Thijs zijn hand bij mijn mond vandaan. 'Vieze vuile trut!' roept hij. 'Hier ga je voor boeten!' Hij haalt uit en slaat met zijn vuist recht in mijn gezicht. Ik sla mijn handen voor mijn gezicht om mezelf te beschermen, maar er komen niet meer klappen. Ik haal mijn handen weer weg. Ze zitten onder het bloed. De vriend van Thijs trekt me overeind. Hij houdt mijn pols in een ijzeren greep vast. Hij sleurt me uit de kamer. We zijn in een groot, verlaten gebouw. 'Wat is dit voor een gebouw?' vraag ik chagrijnig. 'Geen vragen stellen,' zegt de vriend van Thijs boos. Hij opent een deur, en ineens staan we buiten. De frisse lucht komt me tegemoet, en ik adem diep in en uit. Dan trekt de vriend van Thijs me weer verder mee. Hij duwt me achter in een busje en slaat de deur hard dicht. Even later begint het busje te rijden. Het busje rijdt veel te hard over allemaal hobbelige weggetjes. Na een tijdje word ik misselijk en even later moet ik spugen. Met een vies gezicht veeg ik mijn mond af. Na een halfuur stopt het busje abrupt. Even later gaan de deuren van het busje open, en het felle zonlicht verblind me. De vriend van Thijs staat voor me. 'Gadverdamme, vieze trut! Hier zal je voor boeten!' roept hij als hij de spuug ziet. Hij trekt me hardhandig uit het busje en gooit me op de grond. Hij trapt in me buik. 'Hoe durf je in mijn busje te spugen!' schreeuwt hij boos. Ik kreun. 'Nou!' roept hij. 'Ik was misselijk,' zeg ik moeizaam. 'Had het dan ingehouden!' schreeuwt de vriend van Thijs weer en hij trapt me weer in mijn buik. De pijn is ondragelijk. Ik durf niks meer te zeggen, en daardoor wordt de vriend van Thijs nog bozer. Hij blijft maar doortrappen, en op een gegeven moment begin ik zwarte vlekken voor mijn ogen te zien. Niet veel later wordt alles zwart.

Sorry voor het saaie hoofdstuk haha, ik hoop dat jullie het nog steeds leuk vinden
Vote/comment!

AngstWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu