Hoofdstuk 15

304 19 2
                                    

Het is 10 uur s'ochtends en ik zit in de woonkamer. Vandaag ga ik samen met Evelien naar het ziekenhuis. Even later wordt er aangebeld. Ik loop naar de deur en open hem. Het is Evelien. 'Ik kom zo,' zeg ik en ik trek mijn schoenen aan. Even later zijn we op weg naar het ziekenhuis. We zeggen niet veel tegen elkaar. Na een halfuur rijden we de parkeerplaats van het ziekenhuis in. Even later staan we stil en ik stap uit de auto. We lopen zwijgend naar de ingang. Ik word steeds zenuwachtiger en ik ben bang voor wat ik zodadelijk ga zien. We staan voor de receptie en even later zijn we aan de beurt. Evelien stapt naar voren en zegt: 'Ik kom voor Julian Boomstra.' De vrouw van de receptie zegt waar we moeten zijn en we lopen weg. Even later staan we voor de deuropening waar de man van Evelien ligt, die dus Julian heet. Evelien opent de deur, en we lopen naar binnen. Julian is spierwit. Er zit een infuus aan zijn hand en er staan allemaal piepende apparaten om hem heen. Voorzichtig ga ik op een van de stoelen naast het bed van Julian zitten. Evelien komt naast me zitten. Ik kijk naar haar. Ze moet moeite doen om niet te huilen, zie ik. Ik vind het zelf ook verschrikkelijk om die man zo te zien, ook al ken ik hem geeneens. Hij is wel neergeschoten door mijn exvriend. We zitten wel een kwartier stil naast Julian. Evelien huilt zachtjes. Ik kijk naar haar. Ik sta op en sla een arm om haar heen. Evelien kijkt op. 'Zullen we gaan?' vraagt Evelien. Ik knik. Ze staat op en ze kijkt even naar Julian. Ze loopt naar hem toe en geeft hem een kus op zijn voorhoofd. Dan loopt ze zonder iets te zeggen weg.

AngstWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu