Hoofdstuk 10

350 21 2
                                    

Ik sta voor de receptie. Voor me staat een hele rij met mensen. Na 5 minuten ben ik aan de beurt. 'Ik... Ik kom voor Thijs Janssen.' zeg ik stotterend. 'Dan moet u naar de 2e verdieping, en dan de 3e kamer.' Ik loop naar de lift. Even later ben ik boven. Ik loop naar de 3e kamer. Opeens voel ik dat er iemand naar me kijkt. Ik draai me om en kijk recht in iemands ogen. Meteen herken ik hem. De vriend van Thijs... Hij grijnst gemeen. Dan draai ik me om en loop ik naar binnen. Meteen zie ik Thijs liggen. Bang loop ik naar hem toe. 'Wat wil je van me?' vraag ik. Thijs kijkt op. 'Wat ik van je wil? Dat weet je allang. Wat ik van jou wil, is geld, en ik zeur net zo lang door totdat je weer voor me gaat stelen. Als je niet meewerkt, dan ga ik een keer langs je familie.' Hij lacht gemeen. 'Wat doe je? Morgen mag ik naar huis, je mag vanaf 2 uur langskomen. Je weet wat er gaat gebeuren als je niet mee werkt, schatje. Ga nu maar.' Zonder iets te zeggen ga ik weg. Ik plof neer op een stoel. De vriend van Thijs zit er niet meer. Thijs gaat gewoon door. Wat er ook gebeurt, hij wil nog steeds dat ik voor hem werk. Ik zucht. Ik wil het niet, maar het moet. Ik zit daar wel een uur na te denken, totdat er een vrouw vraagt of ze ook mag zitten. Ik ga naar huis.

AngstWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu