deel 1.0

141 12 0
                                    

De ontwaking

579 n.C.

Honderd jaar later, alles was veranderd, geëvolueerd. Ze wist niet wat ze zou meemaken, maar toch, na honderd jaren gevangen in haar eigen lichaam, verliet haar geest haar graf. Johanna verbaasde zich over het feit dat ze niet dood was. Ze keek waar ze lag, maar het enige wat ze zag was een hoop gras. Voor haar was een graanveld te zien en aan de zijkant ervan een etende familie. 

Johanna liep ernaartoe. 

"Goedendag, Kunt gij mij vertellen waar 'k heen moet voor't stad?" Vroeg ze vriendelijk. De mensen negeerden haar en aten rustig verder.

"'K vroeg 'et toch vriendelijk. Waarom negeert gij mij?" Vroeg ze boos. De familie luisterde nog steeds niet naar haar. Johanna zag de jongen zitten en wist dat kinderen altijd vriendelijker waren. Daarom raakte ze gefrustreerd de schouder van de jongen aan, maar tot haar grote verbazing merkte hij niets op. 

Plots, toen Johanna zijn schouder losliet begon hij te hoesten. Langzaam aan liep de jongen rood aan door ademnood. Zijn ouders probeerde hem nog te redden, maar het baatte niet. De jongen lag, na lang hoesten, morsdood op de grond. Zijn hele hoofd was nog rood en de ouders waren hulpeloos aan het roepen. 

Johanna moest haar handen tegen haar oren drukken. Het schreeuwen leek op de kreten van haar buren vond ze. Ze kon het geschreeuw echter niet meer verdragen en liep weg. Ver weg van de familie en de dode jongen.

Na een tijdje kwam ze aan bij een vijver. In de vijver zaten kinderen te spelen. Johanna wou in het water stappen om wat te vragen aan een afgedwaald meisje, maar toen ze net in het water stapte verdronk het meisje plots. 

"Dit kan niet waar zijn. Dit kan niet." Schreeuwend kroop Johanna achteruit. Ze duwde zich helemaal tegen een boom alsof ze hem met haar rug probeerde te breken. 

"Waarom? Waarom?" Krijste ze. Haar gegil en gekrijs liet alle kinderen opkijken en zich naar huis spoedden. Johanna wist niet wat er met haar gebeurde. Haar hele leven had ze niemand kwaad gedaan. Ze had nooit wat misdaan en al zeker niemand vermoord. Voor zover ze zelf wist... 

Toen drong het tot haar door.

"Waarom? Waarom mijn goden. Is het omdat ik een dood kind op de wereld bracht?"

"Nee mijn lieve Johanna," klonk plots een stem van achter. Johanna draaide zich om maar zag alleen een schaduw. "De dag dat je doodging heb ik geprobeerd jouw ziel mee te nemen om jou rust te geven, het bleek alleen dat dat niet ging. Ik heb voor jou gezorgd en dat doe ik nu ook. De pijn die de mannen jou gaven zal jij nu anderen ook geven. Het lijden dat jij hebt ondergaan zullen anderen nu ook ondergaan. De dood die zij voor jou in petto hadden zal jij nu ook voor anderen in petto hebben. Mensen zullen jou vrezen en jij zal de macht hebben om over hun lot te beslissen."

Johanna zag dat de schaduw de vorm aannam van een man met een kap op.

"Maar waarom?"

"De mens heeft rust nodig na zijn aardse bestaan. Zij die ik geen rust kan geven worden gekweld door pijn en verdriet of hebben nog wat af te handelen op de aarde. Anderzijds bescherm ik jou ook. Niemand mag jou aanraken. Daarbij, als jij de mensen niet laat lijden zal jij voor altijd die pijn moeten dragen, een ondraaglijke pijn. Ook zullen de mensen jou niet erkennen onder de naam Johanna, maar onder de naam Yolande of Uda. Kies mijn kind."

"Uda." Zei Johanna onzeker Nu ze wist dat ze dood was viel er in zekere maten een last van haar schouders, maar nog niet alles

De dood als beschermengel, wie had dat gedacht. Dacht ze in zichzelf. Johanna bleef weer alleen achter, maar nu wist ze wat ze in zich had. Langzaam liep ze het bos uit. Daar was het graanveld waar de familie ook had gezeten. Johanna wou haar krachten wel eens uittesten, dus legde ze haar handen op de grond, daar waar de plant groeide en concentreerde zich. Lange dunne slierten ontstonden uit haar vingers en baanden zich een weg door de grond. 

In eerste instantie zag je niet wat er zou gebeuren, maar je rook al een beetje de geur van rottend koren. Voldaan liep Johanna weg. Na een tijdje wandelen kwam ze in haar oude dorpje aan, maar het leek niet meer zoals vroeger. Overal hingen kruistekens tegen de gevels of aan de deuren. De huizen hadden niet meer dezelfde bouwstijl en Johanna vond de kleuren maar niets. 

Liever mijn huis. Dacht ze. Plots liep ze langs een huis dat er nog precies hetzelfde uitzag. Het huis van haar vriendin Elizabeth. Johanna kreeg er tranen van in de ogen. Nu wist ze wat ze ging doen. 

Ze liep naar het oude kerkhof. Dat zag er nog hetzelfde uit, behalve het feit dat er een heel stuk aan was gekomen. Ernaast stond echter een vreemd gebouw. Johanna liep het gebouw in en zag alle mensen naar een man kijken die iets aan het opzeggen was:

In nomine Patris et Filii et Spiritus sancti, Amen.

De mensen deden met hem mee en na het kruisteken met het wierookvat vertrokken de mensen. Johanna liet de mensen door en deed hen niets. De meesten zagen er vredig uit en ondanks wat de dood tegen haar had gezegd, wou ze die vreugde bewaren. Voor nu.

Toen iedereen buiten was liep zij ook naar buiten en liep het kerkhof op. Tussen al de graven zocht ze naar een specifiek graf: dat van Elizabeth. Na een tijdje zoeken kwam ze op het oudste stuk en daar zag ze het graf staan. Het graf was mooi versierd en er stond een tekstje op.

In Memoriam,

De dochter van onze geliefde leider.

Elizabeth. (463-479)

Haar korte leven heeft ze gelukkig geleefd. Ze was zorgzaam en behulpzaam, stond altijd voor iedereen klaar. Dat ze in vrede moge ruste en in onze harten voort blijft bestaan.

Tranen van verdriet liepen over haar wangen. Ze had gehoopt dat zij het had overleeft, maar dat was dus ijdele hoop geweest. Kwaad en gefrustreerd balde Johanna haar vuisten.

"Lang heeft de dood me in mijn graf gehouden, daarstraks heb ik me ingehouden, maar nu, nu zijn jullie te ver gegaan. Dat jullie mij gedood hebben tot daaraan toe, maar Elizabeth hadden jullie moeten laten leven. Nu zullen jullie mijn wraak voelen!" Woedend van verdriet liet ze zich op het graf van haar vriendin zakken. Ze schreeuwde het uit van de woede en liet haar tranen de vrije loop. Mensen dachten dat het ging onweren, maar het bleef droog. Als ze maar hadden geweten wat er zou komen, dan hadden sommigen het misschien nog overleefd.

UdaWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu