deel 5.1

71 10 0
                                    

Het mirakel

1348 n.C.

Uda liep door een kleine stad. De straten waren verlaten , er waren alleen maar dieren te bespeuren. Nergens hoorde je iemand zijn voetstappen. Het vroos en uit alle kleine schoorsteentjes of gaatjes in de daken kwam een beetje rook van de kleine huishaarden. De mensen zaten binnen, vreesden voor hun leven en baden tot hun God. 

Doelloos zwierf ze door die straten. Soms keek ze binnen in een huis om te zien of ze daar kon toeslaan, maar meestal was dat niet. 

Zo liep ze verder. Alleen, eenzaam, denkend aan Jute die ze exact een jaar geleden had gedood. Ze had het zichzelf nooit helemaal vergeven en dacht altijd aan dat kleine meisje dat haar had gezien voor het eerst in achthonderd jaar. Niemand wist zo goed als Uda hoe het was om eenzaam te zijn. Niemand wist hoe goed hoe het was om alleen in de kou rond te zwerfen. 

Hoewel Uda de kou niet voelde merkte ze die wel op. Niemand in de straten, niemand in zijn werk atelier, alle ramen dichtgetimmerd tegen windvlagen en koude die door het dunne glas heen gaan. 

Ze wenste vaak dat er nog iemand als zij was. Iemand die onsterfelijk was, die iemand anders zocht om bij te blijven. Zelf een sterfelijke zou al goed zijn, als ze maar niet alleen was. 

Toch verwenste ze vaak De Dood omdat hij haar ziel niet had kunnen meenemen, omdat hij haar verlaten had. Toch bleef ze proberen hem trots te maken. Het deerde haar niet hoeveel doden ze moest maken, hoeveel mensen aan honger leden, hoeveel oogsten ze deed mislukken. Ooit zo ze hem trots maken bleef ze in zichzelf herhalen. 

Plots bemerkte ze een meisje heel alleen in de straten. Ze liep naar een huisje en ging er binnen. Uda volgde haar en hoorde geen geluiden uit het huisje komen. Het was er ijzig stil, alsof er niemand thuis was. 

"Wilt u misschien binnenkomen?" Vroeg plots een stem. Uda liep het huisje in en zag het meisje in een stoel over de openhaard zitten.

"Had je het tegen mij?" Vroeg Uda. In haar ogen waren nog steeds de vlammen te zien, maar ze waren minder wild. Het meisje knikte. 

"Tegen wie anders? Met dit weer zit iedereen binnen. Iedereen denkt dat de pest hier ook net zoveel slachtoffers zal maken als in de andere steden, maar mij deerd het niet. Mijn ouders zijn aan de zwarte dood gestorven, maar ik bleef gespaard, dankzij u." Zei het meisje. 

Uda zag een kleine glimp van haar oude vriendin Elizabeth en plots hielden de vlammen in haar ogen op met bewegen. Uda liet Johanna terugkomen, maar niet voor lang. Voor ze het besefte had ze haar weer weggeduwd, daar waar ze haar een jaar lang had verstopt. 

"Ik zie dat u treurt. Graag zou ik het van u over willen nemen, maar ik vrees dat dat niet zal gaan aangezien u een onsterfelijke bent en ik een sterfelijke." Uda keek het meisje niet-begrijpend aan. 

"Wat bedoel je?"

"Mijn moeder was een ziener en dat heb ik overgekregen. Wij kunnen contact maken met zielen of opmerken als er één in de buurt is. Dat is bij u dus het geval. Ik weet dat u eenzaam bent, ik weet hoe het voelt. Mensen denken dat mijn moeder de pest naar dit dorp bracht waardoor ze haar op de brandstapel is gegooid. Vandaar dat ze 'aan de pest' is gestorven". Zei het meisje. Uda knikte en ging over het kind zitten. 

"Zou ik uw naam mogen weten?" Vroeg het meisje plots. 

"Uda." Het meisje schrok, maar liet het niet merken en deed alsof er zojuist niet een vervloekte naam werd gezegd. 

"Yolande. Het is een oude naam, maar mijn ouders waren nogal ouderwets. Ze waren Ketters." Zei Yolande schouderophalend. Uda wist dat de ouders toch dood zouden zijn gegaan, ondanks ze niet verkeerds hadden gedaan. De Pest was een uitvlucht meer om hen ter dood te veroordelen. 

"Gecondoleerd." 

"Ik weet dat u het niet meent. U heeft geen gevoel meer van medelijden of spijt. U brengt dat alleen. Toch zou ik graag bij u blijven, ik weet dat u alleen bent en iemand zoekt." Uda knikte en het meisje stond op om iets te gaan halen. Na een paar minuten kwam ze terug binnen met een houten tas vol warm water met een smaakje in. Het deed Uda denken aan wat Jute maakte. 

"Thee, zeer lekker." Zei Yolande. Uda knikte en dronk ervan. Vanachter haar kopje keek ze Yolande aan en hoe langer ze keek hoe langer ze naar Elizabeth keek. Dezelfde groene ogen, neus en mond. Haar blonde haren waren iets lichter, maar de grootte en lengte klopten dan weer perfect. 

"Je doet me denken aan een oude vriendin van me." Zei Uda plots. Yolande keek raar op. 

"Wie?"

"Elizabeth. Dochter van de leider van mijn groep. Ze is echter al meer dan negenhonderd jaar dood." Yolande knikte en dronk verder van haar thee. Zo zaten ze daar een tijdje. Toen het donker werd liet Yolande Uda en slaapkamer uitkiezen en gaf haar een slaapkleed. Uda trok die echter niet aan omdat ze haar kleed niet uit kreeg. Het was zo met haar krachten vergroeid dat dat niet meer mogelijk was.

Die avond probeerde Uda Johanna weer toe te laten. Ze wou dat Elizabeth zag normaal ze kon zijn. Tot haar grote spijt lukte het niet en boos legde ze zich neer in bed. In de kamer naast haar sliep Yolande ook niet. Ze dacht na over haar ouders en broer. Wat die gewild zouden hebben. Ze wist dat wat ze ging doen risicovol was, maar anders zou Uda de bevolking misschien uitroeien. Ze wou ook niet zelf dood, dus moest ze het aan iemand vragen. Toen wist ze het. Ze zou Arnoud de volgende ochtend gaan opzoeken en hem de opdracht geven. Als hij dat zou doen zou zij helemaal van hem zijn. 

Arnoud kon dat bod niet weigeren en keek haar verlekkerd aan. Hij speelde met zijn leven omdat hij Uda niet kon zien, al wist hij dat niet. Yolande zou hem een sein geven als hij kon binnenvallen en Uda mocht vermoorden. Ze wist goed genoeg dat het zelfmoord was.

Die ochtend toen Uda en Yolande aan tafel zaten stond Yolande plots op om naar het wc te gaan. Ze liep naar buiten en gaf Arnoud een sein die liep meteen naar binnen, maar zag een lege kamer. 

Daar stond hij dan, met het zwaard van zijn vader in zijn hand. Uda zag hem en meteen schoot zijn hoofd van zijn romp. Zijn lichaam zakte ineen en de blik in zijn ogen was afschuwelijk. Arnoud had niets gevoeld en was rap dood. Zijn hoofd rolde onder de trap en zijn lichaam lag levenloos op de vloer waar er een grote ronde vlek de vloer binnendrong. 

Uda was woedend en toen Yolande terug binnenkwam greep ze haar vast en drukte haar tegen de muur. 

"Jij, jij hebt hem op me afgestuurd! Jij dacht de heldin uit te hangen hé? Ik dacht het niet." Riep Uda woest. Ze had nog zo geprobeerd haar best te doen voor Yolande, maar dat was niets waard geweest. 

Plots vloog de deur open en verstijf bleef Uda staan, alsof ze een geest zag, want daar, daar in de deuropening stond niemand minder dan Emiel. Haar Emiel.

UdaWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu