Deel 1.2

117 12 0
                                    

De tussen jaren.

579-1340 n.C.

De jaren die erop volgden waren voor Johanna, maar ook voor Uda leerrijke jaren. Beide leerden ze om te gaan met de krachten die ze hadden. Johanna gebruikte haar naam Uda als ze mensen strafte of doodde, maar als ze op pad was werd ze liever Johanna genoemd. 

Die jaren kregen vele mensen veel te verduren. In heel Europa kwam Uda langs. Alleen een paar landen waren nog gespaard geweest van de gruweldaden van Uda. 

De mensen kregen nog meer schrik en vanaf dat het donker werd ging niemand nog gewillig in de straten van de steden lopen. De mensen werden zo bijgelovig en bang dat ze alleen maar wakker werden vanaf de de zon op ging en weer gingen slapen als de zon onder ging.

Als er dan toch eens een man, vrouw of kind tussen het vuil in de straten van de stad liep dan sloegen zij toe. De Dood stond dan meestal te wachten tot hij de ziel mee kon nemen en Johanna doodde de mensen dan. Meestal werden ze de hele nacht door gefolterd om dan achtergelaten te worden met dodelijke verwondingen waardoor ze dood waren tegen de tijd dat iemand hen vond.

Meestal hielden de folteringen in dat de mensen met hete kolen onder hun voeten lange tijd moesten blijven staan. Botten werden gebroken, of ze werden langzaam maar zeker gewurgd. Soms kregen ze een rat op hun buik. Over de rat plaatsten ze dan een ijzeren doos. Toen namen ze warme ijzerstaven waarmee ze de doos opwarmden en de rat zich een gat door de buik knabbelde. Een keer had Uda het hele lijf van een vrouw vol naalden geprikt en haar dochtertje laten toekijken, waarna ze het meisje helemaal verbrandde. 

De mensen waren bijna nooit opslag dood en zo werden ze gemarteld. Uda had er plezier in en De Dood liet haar meestal haar gang gaan. Elke keer Uda doodde, voelde Johanna zich rustiger, maar na een tijd kwam het weer terug. Uda verscheen dan en als die heel onrustig was, dan konden hele familie's het noodlot dragen. Die dagen had De Dood veel werk en Uda was dan altijd heel stressvol of geïrriteerd. 

Toch konden de twee het fantastisch met elkaar vinden. Alleen als de dood moest gaan werken was ze alleen. Meestal was dat maar een aantal jaren en kwam hij daarna terug voor wat jaren om weer te vertrekken. De momenten dat Johanna alleen was kwam Uda vaker voor. Door de eenzaamheid probeerde ze mensen te vinden zoals zij, maar het enige wat ze deed was onschuldigen een vreselijke dood in jagen.

Als Johanna alleen was mompelde ze vaak: "Had ik nu nog maar geleefd, dan was ik niet zo eenzaam. Dan had ik tenminste iemand." Maar langzaam, terwijl de tijd verstreek, vond Johanna het niet meer zo erg om dood te zijn. Ze raakte er gesteld op en wou niemand anders dan De Dood in haar buurt hebben. Haar hart werd helemaal zwart en niets kon haar nog schelen, ook al voelde ze de eenzaamheid in haar hart nog dikwijls.

Mensen vermoorden was een alledaagse kick geworden, folteringen uitvoeren was haar hobby. Mensen zien lijden onder voedseltekort vond ze geweldig en de dood moedigde haar alleen maar aan. Hoe meer zielen hij kreeg hoe meer krachten hij hervond en dat was geweldig. In geen jaren had hij zich zo gevoeld. In geen eeuwen was hij zo ondervoedt geweest, voordat Uda kwam. Nooit had hij zich beter gevoeld. Johanna was een geschenk geweest van zijn broeders, de andere goden.

"Vader, mag ik u iets vragen?" Vroeg Johanna op een dag aan De Dood. Hij knikte.

"Wat wil je weten mijn kind."

"Hoe komt het dat de mensen nog maar in één god geloven? Er zijn toch veel meer?" Vroeg ze. 

"Mijn kind. De Mensen geloven nog in alle goden, ze hebben het alleen niet door. De christenen hebben al onze goden tot één god vereenvoudigd en zo beminnen ze maar één god en ze toch allemaal tegelijk." Johanna knikte dat ze het begreep. Zij en hij konden elkaar altijd verstaan. Zelfs al was hij in het zielenrijk en zij op aarde. Ze hadden een band die ze met niemand anders kon delen. 

"Vader, worden de mensen het niet moe om telkens maar één god te beminnen? Het word toch saai op den duur? Altijd maar tot één enkele god bidden, en dan zelfs ééntje die de naam God heeft. Dat is toch klink klare onzin?"

"Nee mijn kind. Helaas niet. Gelukkig zijn er nog andere geloven die wel nog in alle goden geloven, maar ze andere namen geven. Herinner je je India nog? Daar bijvoorbeeld. En Australië? En De landen met de indianen?" Johanna knikte. Zij was waarschijnlijk samen met Vader één van de weinige die de hele wereld al had gezien. Als ze nog had geleefd of als haar ziel was meegenomen dan had ze dat allemaal niet geweten. 

"Mijn lief kind, er staan vele zielen  op mijn poorten te kloppen, ik moet gaan." Johanna knikte en haar Vader verdween. Verdriet borrelde in haar op en ze had nood die kwijt te spelen. Het eerste het beste dorp werd het slachtoffer.

En zo verliepen die jaren. De dagen werden donkerder en Uda werd alleen maar wreder. Totdat ze de ultieme straf voor de mensheid had gevonden. Ze wou de straf nog niet uitvoeren, maar ze wou dat haar vader het zou zien. Ze zou hem trots maken. Want de straf zou nog nooit zo erg zijn geweest.

UdaWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu