Deel 7.0

58 7 0
                                    

Wanneer weet je dat het eigenlijk om liefde gaat?

De ochtend erop

Johanna zat stilletjes in een hoekje van de kamer, te wachtten op de twee anderen. Ze waren de avond ervoor in het stadje gaan vragen of ze ergens konden overnachten. Bij het vijfde huisje hadden ze geluk. Het oude vrouwtje was een zieneres waardoor ze wist dat de twee in haar huis haar geen kwaad zouden doen. In één van haar voorspellende dromen had ze hen namelijk gezien, maar van Johanna was geen sprake geweest; alsof ze helemaal niet bestond. 

"Goede morgen." Begroette Emiel de vrouw toen hij beneden kwam. Hij ging samen met haar aan de tafel zitten en merkte haar niet op. Ze hadden afgesproken dat ze niet tegen Johanna gingen praten zodat  de oude vrouw niet zou schrikken. Emiel had haar echter gewoon niet gezien. 

Johanna moest denken aan een zin van het tekstje: De vele mensen om je heen zullen die ene leegte niet kunnen opvullen. 

Ze voelde zich eenzaam. Ze had nood om naar buiten te gaan en iemand goed af te ranselen, of er voor te zorgen dat dat gebeurde. Ook kon ze een zwangere vrouw zoeken en het kind doden. Niets zou erger zijn. 

Stil stond ze op en langs achteren verliet ze het kleine huisje. Traag slenterde ze achter een klein meisje aan. Ze keek naar het gezichtje en zag overal paarse vlekjes. Plots viel het meisje neer. 

Uda wist dat ze de zwarte dood had geleden. Toch was het meisje nog niet dood. Het was onmenselijk het meisje te laten liggen en niets te doen, maar de mensen werden onmenselijk door Uda. Ze hadden geen compassie meer met elkaar, alleen als de andere gezond was. Iedereen verloor vrienden, maar Uda vond het leuk om mensen te zien creperen. Dit meisje was echter nog zo jong dat ze het niet kon aanzien. Ze zocht een dikke tak op de grond en met één klap doodde ze het kind. 

"Mirda! Mijn kind!" Schreeuwde plots een moeder. De vrouw hurkte neer bij haar kind en hield het hoofd in haar handen. Zacht wreef ze over het hoofdje. Uda zag dat de vrouw de pest nog niet had. Ze snapte niet hoe die vrouw haar eigen leven riskeerde. 

"Ik hoop dat Uda er snel een eind aan heeft gemaakt, zodat jij niet hoefde te lijden." Mompelde de vrouw. Uda schrok. Ze had nooit gedacht dat de mensen haar ook echt erkenden als iemand dood ging. Een schok van pijn ging door haar lijf. 

"Dit, is wat ik jou gegeven heb, en dan bedank jij me zo?" Vroeg zijn stem. 

"Vader, ik weet dat u van me houd, ik weet dat u me bij zich wilt hebben, maar de belangrijkste dag was jij er niet. Jij brak mijn hart, ondanks dat U mijn beschermengel bent."

"Uda mijn kind. Ik ben gekomen om je te helpen verlossen van je ankers. Die twee mensen zijn als twee zware ankers die je niet vrij laten zijn. Kijk maar naar het moment dat jij weg liep, ze kwamen achter je aan opdat je minder schade zou berokkenen."

"Nee, het is een teken van vriendschap." Mompelde Uda. Vernederd keek ze naar de grond.

"Uda, vriendschap maakt je zwak. Kijk ik heb geen vrienden, maar wel een kind. Een kind dat me trots maakt. Vrienden heb ik niet nodig, jij bent de enige die ik nodig hebt en omgekeerd ook. Dood hen voor mij en je zult eeuwig vrij zijn." 

"Vader, ik zal altijd naar u luisteren, maar hen dood ik niet." Zei ze. 

"Uda, kom even met me mee." Gebood De Dood. 

"Wat wilt u nou van me." 

"Jouw ouders zouden toch gewild hebben dat jij naar mij zou luisteren? Zij hebben ervoor gezorgd dat jij nu staat waar jij staat." Verbaasd keek Uda op. 

"U liegt! Mijn ouders zouden dit nooit gewild hebben voor mij." 

"Mijn kind. Als jouw ouders de dood niet hadden aanbeden, zou jij nu niet staan waar jij staat. Zolang jij niet iedereen dood die jij liefhebt zal je voor altijd hier op aarde moeten rond zwerven."

"Liever dat dan onschuldigen doden."

"Maar wat doe jij dan elke dag? Al die mensen die de pest hebben gekregen, al die mensen die door jou in hun ongeluk stortten, zij zijn onschuldig, hebben jou niets gedaan. Toch geef jij hun een vreselijke straf. Twee extra doden maakt toch geen verschil?" Hoe hard De Dood haar ook probeerde te over halen, Uda zou niet toegeven. 

"Hoe weet je eigenlijk dat het wel om vriendschap draait? Het is absurd dat zij jou terug liefde willen geven. Door de jaren heen ben je vergeten hoe je moet liefhebben, dus hoe weet je nu dat het om liefde gaat?" Uda wist niet wat ze hier op moest antwoordde. Telkens had ze gehoopt dat ze terug kon keren naar haar oude leven. Telkens had ze gehoopt alles terug op te bouwen, maar die hoop was lange tijd geleden vervlogen. 

"Geef me nog wat tijd. Geef me nog één jaar. Als ik dan nog steeds de liefde niet heb terug gevonden zal ik hen voor Uw ogen doden." De Dood knikte en liet haar alleen, alleen met haar gedachten. Uda zag een man voorbij lopen en liep naar hem toe. Ze zag dat de man wankelde op zijn been en met een  haal trok ze het been van de romp. De man gilde en viel op de grond terwijl het bloed uit de wonde spoot. Uda genoot ervan.  

De man probeerde met een stuk van zijn hemd het bloeden te stoppen, maar Uda maakte het hem onmogelijk. Ze stak zijn hemd in brand en al snel volgde zijn broek. De arme man smeekte tot zijn god en probeerde om vergiffenis te vragen. Al snel kwamen meer en meer mensen kijken wat er aan de hand was. De man verbrande helemaal en de lucht hing al snel vol met de geur van verbrand vlees. Ze dachten dat het om zelfontbranding ging.

Tussen alle mensen in spotte Uda Yolande en Emiel. Beide geschrokken van het feit dat de man vuur had gevat. Toen zagen zij Uda waardoor ze het snapten. Met treurige ogen keken ze haar aan. 

Uda draaide zich om en liep weg van het hele gebeuren. Yolande en Emiel volgden haar. 

"Waarom, Johanna, waarom?" Vroeg Yolande, maar toen Uda zich omdraaide schrok ze. In haar ogen gingen de vlammen wild te keer en haar handen zagen zwart door de slierten rook die nog uit haar vingers ontsnapten. 

"Als je haar ook met één vinger aanraakt!" Riep Emiel terwijl hij beschermend voor Yolande ging staan, maar Uda lachte luid. Wacht maar, jullie hebben nog een jaar, dan misschien, heel misschien... Ze draaide zich weer om. Ze zou hen niets vertellen, ze zouden anders te hard hun best doen. Het zou vanzelf moeten komen. Zij zouden het uit hun eigen moeten doen, anders stond hun een dood te wachten die vreselijk was. 

"Uda, alsjeblieft kom tot jezelf! Wij hebben je toch niets misdaan?" Riep Yolande haar nog na, maar Uda negeerde het. 

"Nu misschien nog niet, maar binnenkort misschien wel. Je weet maar nooit..." mompelde ze in zichzelf. Ze bleef doorstappen. Niets hield haar nog tegen, zelfs Yolande en Emiel niet. Misschien had De Dood wel gelijk en waren ze als twee ankers. Ze zou er toch achter komen, al had ze nu wel driehondervijfenzestig dagen. 

UdaWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu