Deel 1.1

117 12 5
                                    

Verlaat het verleden, leef in het nu

579 n.C

Nog steeds woedend van het verlies verliet Johanna het kerkhof. In zichzelf herhaalde ze de naam en haar hart begon zich zwart te kleuren. Daar waar nog een sprankeltje hoop had bestaan, was al het gevoel weggetrokken. Daar waar ze nog liefde had gevoeld was alleen nog maar haat te vinden. De kleren die Johanna droeg veranderden langzaam met haar mee. De rok en het bloesje vervormden zich tot één kleed. Het kleed begon bovenaan zwart te zien en naar mate het beneden kwam begon het langer te worden waardoor het over de grond sleepte. Rond haar armen ontstonden rode slierten die vanaf het kleed naar beneden gingen en bij elkaar kwamen aan haar middelvinger. 

Uda merkte het kleed niet eens op, maar ze zou nog wel merken dat het kleed een deel was van haar krachten, dat het rood zou worden als ze furieus was en dat de zwarte kleur een teken was van de dood. 

Tergend traag liep ze langs de huizen, opzoek naar haar eerste echt gewilde slachtoffer van die dag. Al snel zag ze een jongetje een klein meisje pesten. Uda liep langzaam op de jongen af en legde een vinger op zijn hoofd. Haar andere hand legde ze in de nek van de jongen en plots kreeg hij geen adem meer. 

Gedreven door pijn en verdriet liet ze de jongen niet meteen sterven maar folterde hem eerst. Ze zorgde dat hij verschrikkelijke hoofdpijn kreeg, dat zijn adem benomen werd. Ze zorgde ervoor dat het voelde alsof hij door duizenden nagels gestoken werd. Ze zorgde ervoor dat hij pijn leed.

 Het meisje begon te gillen van het vreselijke zicht van de jongen en omstaanders probeerden hem te helpen, maar het lukte niet. Mensen gingen door Uda heen, maar ze liet haar prooi niet los. Pas op het moment dat ze vond dat hij genoeg geleden had liet ze hem los en doodde ze hem door hem met zijn hoofd op een steen te laten vallen.  

De omstaanders waren verschrikt door het feit. Het was de eerste aanraking van de mensen met Uda. Uda had echter nog plannen. Ze liep naar de rand van het dorp en legde haar handen op de grond. Dikke slierten donkere mist ontstonden er en verlieten haar handen. De mist wikkelde zich rond het dorp en Uda begon met vuur te spelen. Het ontstond zomaar in haar handen. 

Plots stond De Dood naast haar.

"Mijn kind, wees voorzichtig met je krachten. Gebruik ze niet allemaal tegelijk. Jij bezit zo veel. Zo veel heb ik al lange tijd niet meer gezien. Het is een fantastische gave, je kan er niet mee stoppen, ik weet het. Maar telkens jij je krachten gebruikt zal je hartelozer en gevoellozer worden." zei hij met een hand op haar schouder.

"Met u in mijn bijzijn hoef ik niet meer lief te hebben of medelijden te voelen. Ik wil zijn zoals u." Zei ze krachtig.

"Kindje toch, je zal nooit zijn zoals mij. Jij bent veel sterker. Ik haal alleen de zielen van mensen op. Jij hebt de krachten om hun lot te bepalen." Zei de dood op een melancholische toon. Uda keek hem aan en de vuurbol in haar handen verdween. De mist werd minder dik en je hoorde de mensen in het dorp schreeuwen om hulp. 

"Je zal altijd op mij kunnen rekenen, Johanna, maar beloof me dat ik dat ook op jou zal kunnen doen." Johanna knikte en de mist werd weer dikker. De Dood haalde zijn hand van haar schouder en knikte haar bemoedigend toe. Johanna hief haar handen hoog en riep onweer op. Ze riep het onweer vanuit haar diepste op. 

"Mijn ziel heeft nog een ziel vanbinnen, kan dat?"

"Mijn kind. Kom dan zal ik het je uitleggen." De Dood nam haar mee en samen liepen ze weg. Het dorp bleef ongeschonden achter, maar de mensen hadden een hel doorstaan. 

"Dus hoe zit het nu?" 

"Mijn kind, Jij bent speciaal. Zoals ik al gezegd had ben ik je beschermengel en ik kan je vertellen, dat jij,mijn kind niet zoals anderen bent. Een normaal persoon heeft één ziel. Daarin zit alles, zijn geweten, zijn gevoel, maar jij. Jij hebt dat niet. Bij jou zit er nog een laag omheen." Johanna keek hem raar aan.

"Hoe bedoelt u?"

"Wat ik bedoel is dat jij over jouw ziel nog een beschermlaag hebt die ervoor gezorgd heeft dat ik jou geen rust kon geven bij mij." Johanna knikte. 

"Wat moet ik nu doen?"

"Wat je zelf het liefste wilt. Jij zult zijn wie je bent vanaf nu en niets of niemand zal dat veranderen. Samen zullen wij de wereld veroveren." Johanna knikte. De dood legde een arm rond haar schouder en als je hen had kunnen zien wandelen zou je twee dingen kunnen denken: of je zag een vader en dochter wandelen, of je zag een oudere vriend en een vriendin wandelen. 

Zo liepen ze weg van het oude dorpje van Johanna. Zijzelf had er geen problemen mee, want alleen haar verleden lag daar. Haar toekomst had een andere bestemming. Haar toekomst was de wereld en die ging ze veroveren. 

UdaWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu